Greep op grijs “Ik ben een kunstenaar die een grijs schilderij maakt”, aldus Alan Charlton (Sheffield, 1948). Hij was 22 jaar toen hij dit poneerde. Een bekentenis, een samenvatting en een voorspelling tegelijk. Hij heeft sindsdien uitsluitend grijze schilderijen gemaakt, de uiterste consequentie van een eenmaal ingenomen stelling. In het Kurhausmuseum in Kleef, vlak over de grens bij Nijmegen, wordt een overzicht van zijn werk getoond van 1979 tot nu toe. Inderdaad, een museum vol met monochroom grijze schilderijen. Die omschrijving van zijn kunstenaarschap is net zo sober en minimaal als de grijze doeken zelf. Op het eerste oog, want zoals vaak is ook hier de werkelijkheid heel wat complexer. Het werk van Charlton, zonder voorstelling, zonder handschrift, zonder expressie, zonder verhaal, roept vooral vragen op. Vragen naar de betekenis van de schilderkunst, vragen naar alles om het werk heen. In de eerste zaal is het al raak: wat is precies grijs? Grijs, een kleur die we geneigd zijn te associëren met kleurloosheid, verveling, saaiheid, maar in de handen van Charlton ongelooflijk rijk blijkt te kunnen zijn. Drie wanden met elk vier schilderijen, zorgvuldig ten opzichte van elkaar geordend. Het ene viertal is lichtgrijs; in relatie daarmee oogt het andere kwartet antraciet en de andere vier zou je dan als meer naar blauw neigend kunnen beschrijven. Maar helemaal zeker ben je er niet van. Wat meteen de invloed van het licht in de beschouwing betrekt. Het licht in de zalen met daglicht verschuift, afhankelijk van de tijd, afhankelijk van het weer, en toont zodoende een variëteit aan grijzen. Op een regenachtige dag lijkt het grijs zich in zichzelf terug te trekken, terwijl het bij zonlicht van de witte muur lijkt los te komen. En bij kunstlicht wint het grijs dat eerst atmosferisch is aan hardheid en abstractie. De vraag blijft: hoe krijg ik greep op dat grijs, hoe ver reikt mijn waarneming? Er groeit nog een ander bewustzijn. Charlton heeft zijn rechthoekige schilderijen zo afgewogen in nauwe relatie met de architectuur van de museumzalen gehangen, dat elke zaal een exclusief eigen identiteit krijgt. In de zaal met de drie viertallen heeft hij ze in drie verschillende formaties gehangen. De schilderijen, acrylverf op doek, zijn in dit geval van exact dezelfde grootte en allemaal rechthoekig. De blauwgrijze zijn zo geformeerd dat er twee verticaal gehangen zijn en daartussenin twee horizontaal. De lichtgrijze zijn twee aan twee horizontaal gehangen en van de antraciete doeken hangen er twee horizontaal en daarnaast twee verticaal. Twaalf keer grijs en toch steeds anders. Wat bijzonder is, dat is de ruimte tussen de schilderijen onderling. Charlton heeft een ruimte opengelaten die overal zo exact gelijk is dat het wit van de muur als een snede in het grijs gaat werken. Alsof het om één groot monochroom grijs vlak gaat waar drie witte banen in zijn getrokken. Door de verschillende formaties ontstaan drie verschillende witte figuren. Daarmee raak je aan een belangrijke kwaliteit. Het gaat niet meer alleen om een paar grijze doeken aan de muur. Het is alsof de witte museumwand zelf de drager geworden is, een wit geschilderd doek, waarop drie verschillende grijze patronen zijn geschilderd. En daarmee worden plint en plafond de lijst van het schilderij, en wordt eigenlijk het hele museum in de waarneming betrokken. Charlton heeft dat in elke zaal op een andere manier gedaan, met andere formaten, andere verhoudingen en andere aantallen grijze doeken. En zo grondig dat de bankjes die de bezoeker normaal tot enige rust kunnen dienen, op zijn dringende verzoek verwijderd zijn. De bezoeker moet er iets voor over hebben, om in rust en stilte tot de werkelijkheid van Charlton door te dringen en zo tot die van het museum. Naast de rijkdom van het grijs, de nooit ophoudende wisseling van het licht krijg je zo ook de tijd cadeau. Hoe langer je kijkt, hoe meer je ziet. Ook hier. Charlton is altijd trouw gebleven aan het minimalisme en het conceptualisme. In Nederland was hij een van de pijlers van de inmiddels gestopte galerie Art & Project. Het is al weer zo’n 25 jaar geleden dat zijn werk in overzicht te zien was in het Van Abbe en het Stedelijk. Te lang geleden. Het is belangrijk om klassieke meesters te blijven tonen, om te laten zien waar de dingen vandaan komen, om de actualiteit een referentie te geven, om het schip van de kunst in balans te houden. Want de wereld van de eigentijdse kunst richt zich wel heel erg op het hier en nu. In die zin is het werk van een minimalist en conceptualist als Charlton een statement tegen de kortademigheid van de kunstwereld waarin het exclusief om het nu gaat en waarvoor gisteren een eeuwigheid geleden lijkt. Het relatief kleine Kunstmuseum in Kleef ziet daar juist een kans om belangrijk te zijn.Deze tentoonstelling van Alan Charlton past in een reeks die loopt van Niele Toroni en On Kawara en volgend jaar verder gaat met Brice Marden en Ettore Spaletti. Een reeks van inmiddels klassieke meesters van wie het werk, met enige afstand en vertraging, mee beweegt met de actualiteit. Juist bij de jongste generatie kunstenaars is conceptuele kunst weer aan de orde. Gepubliceerd in Het Financieele Dagblad, bijlage Persoonlijk, 11 oktober 2008 Terug naar overzicht |