De echo van het modernisme Het Haags Gemeentemuseum beschikte al over een representatieve verzameling werken van César Domela. Dat was een reden voor de dochters van de in 1992 overleden kunstenaar om het werk dat zij nog van hun vader in bezit hadden te schenken aan het museum. Deze schilderijen, reliëfs en een beeld zijn nu te zien in het grote overzicht dat het museum aan Domela wijdt. Lopend langs het werk van César Domela besef je hoezeer in dat kunstenaarschap de echo doorklinkt van de grote –ismen van de twintigste eeuw en van het interbellum in het bijzonder. Via hem volg je, op enige afstand, de ontwikkeling van het modernisme. In de eerste helft van de 20e eeuw gebeurde er van alles in de kunst (en in de geschiedenis) en Domela was steeds daar waar het gebeurde. Hij pikte de ontwikkelingen op en verwerkte die tot een eigen beeldtaal. Hij wordt geboren in 1900 en heet voluit César Domela Nieuwenhuis. Inderdaad, de zoon van de grote socialistische voorman. Hij vertrekt al jong naar Italië waar hij in contact komt met avant-gardekunstenaars. Kort daarna ontmoet hij Mondriaan, Van Doesburg en de andere leden van De Stijl. In 1924 ia hij het jongste lid van deze baanbrekende beweging. Zijn werk uit die jaren komt dichter bij Van Doesburg dan bij Mondriaan. Het mist die sublieme, compromisloze abstractie van Mondriaan, de spanning ook die zo typerend is voor zijn composities. Met Van Doesburg heeft Domela de voorkeur voor de diagonale compositie gemeen. Maar waar Van Doesburg met zijn vlakken in primaire kleuren een balans vindt binnen de kaders van het schilderij, lijkt het alsof Domela verder wil. Het gaat hem niet om het platte vlak, maar om de ruimte. Zijn composities breken uit het schilderij en gaan buiten beeld verder. Hij is meer in ruimte dan in schilderkunst geïnteresseerd. Hij gaat een andere kant op dan zijn Stijlgenoten. Domela wordt de man van de reliëfs waarvan er hier veel hangen. Hij vestigt zich in Berlijn, in de jaren ‘20–‘30 het artistieke centrum van Europa. Daar vindt hij aansluiting bij de avant-garde rond Kurt Schwitters die pleitte voor een nieuwe vormgeving: helder, strak, duidelijk. Domela past dat toe in zijn industriële reclamefoto’s die een beetje doen denken aan de fotokunst van Moholy-Nagi. Voor de firma Ruths-Speicher maakt Domela mooie fotomontages van het productieproces met een wirwar van leidingen, buizen, meters, zeppelins. Ze tonen de industriële schoonheid en de vooruitgangsillusie van de jaren voor de grote crisis van de jaren ’30. Die jaren lijken artistiek gezien de interessantste te zijn in de carrière van Domela. Hij is zoekend, hij probeert aansluiting te vinden bij de belangrijke ontwikkelingen en bij kunstenaars als Mondriaan en Schwitters. Het Gemeentemuseum heeft een zaal ingericht waar enkel topstukken hangen van kunstenaars die de ontwikkelingen in de eerste helft van de 20e eeuw markeren. Een belangrijke zaal omdat hier de ijkpunten hangen waarop Domela zich heeft georiënteerd en die nu onvermijdelijk toch ook een meetlat zijn waarlangs zijn werk komt te liggen. Hier hangt van Kandinsky het schilderij Ein Zentrum uit 1924, van Theo van Doesburg de Contracompositie van dissonanten uit 1925, van Jean Arp twee reliëfs uit 1916 en als absolute middelpunt de Victory Boogie Woogie van Mondriaan als afsluiting van de eerste eeuwhelft. En daartussendoor moest Domela laveren. In 1933 besluit hij uit Berlijn te vertrekken omdat het politieke klimaat onheilspellend wordt. Hij vestigt zich in Parijs dat na de oorlog het nieuwe culturele centrum wordt. En weer is Domela erbij. Je ziet de verandering in zijn werk Hij verlaat de rechte lijn, kiest voor materialen die tot dan toe in de kunst nog helemaal niet zo gebruikelijk waren als messing, haaienvel, plexiglas, kunststof etc. Zijn palet verandert ook: hij laat zich niet meer dwingen door uitsluitend de primaire kleuren, van Mondriaan was hij al eerder weg gegroeid. Het werk ontwikkelde zich van de strenge geometrische abstractie naar het organische van het surrealisme, van ratio naar fantasie. Deze overzichtstentoonstelling is de derde die het Gemeentemuseum aan César Domela wijdt. Zijn werk volgde niet alleen de geschiedenis van het modernisme, de reacties van de critici op zijn werk weerspiegelen ook welke kunstopvattingen leidend waren ten tijde van de tentoonstellingen. De eerste was in 1960 in de tijd dat het expressionisme van de École de Paris en Cobra was doorgebroken. Domela werd een gebrek aan emotie en persoonlijke expressie verweten, het werk was veel te cerebraal. In 1980 was er ineens wel waardering voor de structuur in zijn werk, de lineaire vormen en de compositie die bij Domela altijd zo in balans is. De in die jaren dominante Minimal Art en de Nul/Zero-beweging beoogden nu juist de persoonlijke, emotionele lading buiten de kunst te houden. En dus was Domela weer aantrekkelijk. En nu, nu de afstand in tijd zoveel groter is, heeft het werk een historisch karakter gekregen in die zin dat het de kunstgeschiedenis van een voorbije tijd toont. Een kunstgeschiedenis waarin de topwerken door anderen zijn gemaakt. Maar dat maakt Domela niet minder interessant. Gepubliceerd in Het Financieele Dagblad, bijlage Persoonlijk, 8 december 2007 Terug naar overzicht |