Ter verdediging van een visionaire wereld David Thorpe (Londen, 1972) is een kind van de generatie die is opgegroeid met Star Wars en The Lord of the Rings, films van deze tijd op basis van oude verhalen. In zijn knipsels maar vanaf 1999 vooral met zijn collages, beelden, ruimtelijke installaties en niet te vergeten poëzie bouwt hij aan een eigen futuristische wereld. Een eigentijdse vorm voor een oud concept, met grote precisie en intelligentie geconstrueerd. Thorpe kent de geschiedenis van de mens. In het centrum van de tentoonstelling staan twee recente ruimtelijke installaties. Ze staan als een vesting in de grote witte museumzaal, een gesloten wereld zoals Thorpe die altijd gemaakt heeft, maar tot voor kort alleen tweedimensionaal. The Defeaded Life Restored uit 2007 is een meters hoog houten frame. Diagonale en verticale ribben zorgen voor een wisselende verdeling in kleine vlakken die zijn gevuld met zacht spiegelend glas. Het oog botst op een ondoordringbare buitenkant die afweert en beschermt. Er is slechts een nauwe toegang tot de hermetische binnenwereld waarin rare sokkels met vijfpuntige sterren en raketachtige vormen die aanraakbaar ogen en tegelijk aan geweld refereren. Aan de binnenwanden hangen adembenemend mooie aquarellen van bloemen en planten die zo uit een 18e-eeuwse flora zouden kunnen komen. Wat voor wereld is het eigenlijk die David Thorpe hier op de museumvloer heeft geconstrueerd? Dit is een wereld van ideeën, een wereld van de geest die berust op een veelvoudige contradictie. De installatie lijkt nog het meest op een wat groot uitgevallen kamerscherm dat de denkbeeldige grens markeert van wat we als intiem beschouwen. Heel menselijk, zo lijkt het. Maar door de spiegeling is de afstoting net zo groot als de aantrekkingskracht. Het oog krijgt geen toegang. Het is een vesting met een getande bovenkant als de kantelen van een burcht. Dat veronderstelt verdediging en afweer, maar waartegen? Tegen het museum, tegen de buitenwereld, de wereld van de kijker? En door die houding van afweer is er ook sprake van agressie, terwijl het bouwsel er zo mensvriendelijk uitziet. Het prikkelt de nieuwsgierigheid, je wilt weten wat erachter schuilgaat. Daar zijn de bloemen van papier. Elke bloem draagt in het klein de elementen van raadselachtigheid en contradictie die het hele oeuvre van Thorpe karakteriseren. Want hoe natuurlijk ze er ook uitzien, deze bloemen bestaan niet. Wel de afzonderlijke stelen, blaadjes en vruchten maar nooit deze bloemen als geheel. Deze bloemen zijn niet gezien, ze zijn gedacht. Ze lijken net zo vergankelijk, geurig en kwetsbaar als giftig en bedwelmend. Vals, verleidelijk en vooral mooi. Ze doen denken aan een 17e-eeuws stilleven van bloemen die nooit tegelijk kunnen bloeien in het ensemble waarin ze afgebeeld zijn. Net zo min bestaan de bloemen van Thorpe. Ze zijn de dragers van een idee, ze zijn net als zijn andere werk een gedachteconstructie. De wereld van Thorpe heeft de schijn van echtheid, zeker zoals die verschijnt in zijn collages. Dat heeft veel te maken van het gebruik van natuurlijke materialen zoals boomschors, parels, glas, leer, bloemen, gras. Zijn techniek laat hij samenvallen met de dingen die hij wil verbeelden. Het oord dat hij bedoelt zou van dezelfde materialen gebouwd kunnen zijn als waarmee Thorpe de afbeelding maakt. Zo vallen subject en object min of meer samen. De voorstelling is dan niet meer een afbeelding van een idee maar veel meer het oproepen ervan. Je kijkt er niet alleen naar, je oog gaat a.h.w. naar binnen. Naarmate de materialen vreemder zijn, wordt de uitgebeelde wereld esoterischer, en omgekeerd. Langs de concrete, met grote precisie vormgegeven weg van het materiaal, kom je dichter bij de idee achter het werk. De suggestie van afweer ten spijt. David Thorpe is een ontwerper van utopische concepten. Hij schept bouwsels die imaginair zijn, hoe zeer ze soms ook kunnen lijken op onze bestaande wereld. Het belangrijkste verschil: er is nergens een mens te zien. En toch zijn ze niet onmenselijk. Schetsen de vroegere knipsels nog iets wat op een moderne metropool lijkt met glanzende hightech hoogbouw, in zijn collages ontwerpt hij vreemde bouwsels in bergachtige omgevingen. Ineens heel ver weg van de moderne samenleving. Dit zijn architectuur geworden dromen. Dit zijn toevluchtsoorden van gelovigen, sekten van nijvere wereldverbeteraars, dromers over een heilstaat. Ze doen denken aan de futuristische bouwsels einde 18e eeuw van Boullée en Ledoux. Nooit bedoeld om gebouwd te worden, maar uitdrukking van een geloof in het ongeziene, in een andere, betere wereld, een wereld van de toekomst. David Thorpe laat zich ook inspireren door de Arts and Crafts-beweging van o.a. William Morris uit begin 20e eeuw, gestoeld op het geloof in een voorbije paradijselijke wereld waarin de mens nog in evenwicht leefde met de natuur en kunst nog zuiver handwerk was van een onbedorven ziel. Dat is de pure utopie, verwant met de grote ideologieën uit de geschiedenis van de mensheid. Die utopie is voor zieners en de bouwsels van Thorpe zien eruit alsof ze die moeten beschermen tegen de ongelovige buitenwereld. Thorpe schept werelden die we kunnen zien als parallel aan de onze, gebouwd met de ons bekende materialen in een nog niet aangetaste natuur. Hij bouwt voort naar het oude idee van Ovidius en zijn aetas aurea, een paradijselijke wereld waarin leeuw en lam vredig naast elkaar bestonden. Een geloof dat we in de romantiek terug zien in het beeld van de edele wilde of in de fantasielandschappen van Caspar David Friedrich waarin de kleine mens het aflegt tegen de grootsheid van de verbeelding. En zeker hier in Kleef waar Joseph Beuys geboren is, is diens mythologie ook niet ver weg. Gepubliceerd in Museumtijdschrift, 2008 Terug naar overzicht |