Piet Dinghs:

De schrik van de verzamelaar

Hij kijkt, hij koopt, is aan kunst verslaafd maar wil zichzelf geen verzamelaar noemen. Dat verraadt de echte verzamelaar. En de zorgvuldigheid waarmee de kunst is opgehangen verraadt de perfectionist èn de estheet. Niet alleen waar iets moet hangen, maar vooral ook op welke hoogte. Op de millimeter precies. Piet Dinghs heeft daar een formule voor. Ooghoogte van de kijker, hoogte van het werk, breedte van de lijst: alles staat daarin met elkaar in verhouding. “Maar, kijk niet achter het werk, dan zie je alleen maar gaten in de muur.”

Drie kamers en suite. Tafel van Piet-Hein Eek, beelden van Guido Geelen met verse bloemen. Aan de wanden schilderijen van Ronald Zuurmond, Günther Förg, Willem Hussem, Rachid Ben Ali, Ricardas Vaitiekunas, Koen Delaere. Werk op papier van Robert Ryman, Raymond Pettibon, Toon Verhoef, foto’s van Thomas Struth.

Zijn collectie telt tussen de 100 en 120 stuks. Heel precies weet hij het niet. “Ik heb veel uitgeleend aan familie en vrienden. Maar ik noteerde dat nooit. Zo vroeg ik me laatst af waar die foto van Nan Goldin toch was. Moest ik iedereen langs om het te vragen. Het is terecht. Het is me ook wel gebeurd dat ik ergens kom en denk: he, hangt dat hier? Blijk ik het 3, 4 jaar geleden uitgeleend te hebben. Nu heb ik daar een overzicht van.” Wat hij wel in huis heeft staat in rijen tegen de muur van de slaapkamer en ligt onder het bed; in een gangkast is kleiner werk opgeslagen.

Probeert z’n blik zo open mogelijk te houden, volgt jonge kunstenaars. Wat hij niet koopt? “Ik wil geen kunst die anekdotisch is. Ik moet zelf iets kunnen invullen. Al die kleine mannetjes in de schilderijen van Aaron van Erp bij voorbeeld irriteren me. Goed kunstenaar, maar ik koop het niet.” Zijn eerste kunst kocht hij begin jaren ’80. Druksels van Fon Klement. “Dat zag eruit als kunst, maar het waren toch plaatjes. Op een gegeven moment zie je het onderscheid, bij mij was dat na 5, 6 jaar, bij de aankoop van mijn eerste Willem Hussem. Dat was het omslagpunt. Het werk van Klement heb ik overigens later geruild voor iets van Lucassen.”

Een kwestie. Op de grond staat ingepakt in bolletjesplastic een werk van Alighiero e Boetti, een darling op beurzen en veilingen. Geborduurde, markante letters in verschillende kleuren, een Italiaanse tekst. Hij kocht het in 1997 en besloot het vorig jaar te laten veilen. Van de opbrengst kon hij ander werk kopen. Belde ineens het veilinghuis met de mededeling dat het werk zou worden teruggetrokken van de veiling. De echtheid werd betwijfeld. Voor onderzoek is het vervolgens opgestuurd naar het archief van de kunstenaar in Rome. Op grond van onderzoek van signatuur, materiaalgebruik en morfologie van de letters kon geen garantie van echtheid worden afgegeven. “Iedereen weet wat dat eufemisme betekent. Meteen naar de verkoper gegaan die tegenstrijdige dingen zei over de herkomst. Hij bood aan het werk terug te kopen, maar tegen een prijs die helemaal niet kan, als het een echte Boetti is. Ik heb nu een advocaat in de arm genomen. Ik claim een deel van de waardestijging die me door de neus is geboord. Van de opbrengst had ik overigens al werk van JCJ Vanderheyden en Piet Tuytel gekocht.”

Wat als hij verliest? “Ik zal zelf niet iets verkopen waarvan ik de echtheid betwijfel. Misschien blijft het voor altijd in plastic, in de kast. Ophangen kan niet meer. Het is toch besmet.”

De nachtmerrie van de verzamelaar.

Piet Dinghs is docent voortgezet onderwijs

Gepubliceerd in Museumtijdschrift, nr. 7, oktober 2008




Terug naar overzicht