Dortmund - Verhelderend licht, film en kunst

Film en video hebben het landschap van de beeldende kunst ingrijpend veranderd.

door Frits de Coninck

Toen zo’n vijftig jaar geleden kunstenaars zich met video gingen bezighouden vervaagden de grenzen tussen het statische en het bewegende beeld. Video is een uitbreiding geworden van het repertoire van de beeldend kunstenaar. Schilderen gebeurt dus allang niet meer alleen met de kwast, dat is inmiddels wel bekend. Minder duidelijk is de invloed die de experimentele film heeft op de nieuwe verschijningsvorm van beeldende kunst. Dat is precies wat de tentoonstelling 'Bild für Bild' in het nieuwe Dortmunder U-gebouw over het voetlicht brengt. Wie met 'filmische' ogen kijkt, zoals deze tentoonstelling bedoelt, kijkt ineens anders naar een schilderij van Lichtenstein, een beeld van Wolfgang Laib of een sculptuur van Donald Judd.

Het uitgangspunt van 'Bild für Bild' is de filmcollectie van het Centre Pompidou. Vanaf het begin in 1975 is er onder leiding van de eerste directeur, Pontus Hulten, een bijzondere collectie kunstenaarsfilms en experimentele films aangelegd, op video, 16 mm en in digitale vorm. Daaruit is een selectie gemaakt en die is gekoppeld is aan andere vormen van eigentijdse kunst die door film en video (mede) beïnvloed zijn. De tentoonstelling gaat uit van de film en laat zien hoe dat medium vanaf de jaren vijftig in alle conventionele beeldende genres doordrong. Aangetoond wordt dat film een beeldconcept is geworden, een manier om beeld te maken, bewegend of statisch, dat doet er niet meer toe. De tentoonstelling brengt de wederzijdse relatie tussen film en beeldende kunst in kaart.

projectie

De tentoonstelling laat zich lezen als een essay, en zo is ze ook ingericht. Dit essay pleit voor een andere, filmische manier van kijken. De verhouding tussen film en beeldende kunst wordt geconcretiseerd aan de hand van cinematografische begrippen. Projectie, montage, kadrering, cutting, beeldritme, enscenering etcetera zijn de haltes in het parcours dat de kijker op een nieuwe, formele manier door de eigentijdse kunst voert. En omdat de opzet bewust niet chronologisch is kan de kijker via elke denkbare route door de tentoonstelling lopen.

De grondslag van film is de lichtstraal die projectie mogelijk maakt. Hoe beeldende kunst en film aan elkaar raken wordt zichtbaar door drie werken die samen een soort vervolgverhaal vormen. Een film uit 1973 van Anthony McCall laat zien hoe in dertig minuten een lichtstraal een conische vorm tekent op een zwarte ondergrond. Een jaar later gebruikt Gordon Matta-Clark die projectie als uitgangspunt voor zijn ingreep in een oud leegstaand herenhuis naast het Centre Pompidou. Alsof hij met een appelboor een klokhuis verwijdert, zo snijdt hij uit de buitengevel een ronding met een enorme diameter en uit de achterliggende binnenwand een zelfde cirkel. In 1996 maakt Pierre Huyghe een foto van binnenuit van dit ronde gat in de gevel. Door onderbelichting is de binnenwand zo donker als het vlak waarop McCall zijn lichtstraal projecteerde en valt door het grote ronde gat het veel te sterke daglicht naar binnen. In één klap is zichtbaar hoe de taal van film en beeldende kunst met elkaar verweven zijn geraakt.

Dit besef van visuele en formele verwantschap dringt zich onweerstaanbaar op en zorgt voor een bril die je heel anders naar de bekende dingen doet kijken. Naar Milchstein van Wolfgang Laib bijvoorbeeld, een beeld dat in deze context wint aan betekenis. Een bijna vierkante, grote marmeren plaat is naar het midden toe licht uitgehold en met een dun laagje melk gevuld. Op zichzelf een mooi, kwetsbaar beeld dat het verschil tussen zachte vloeistof en harde steen opheft. Maar hier laat het zich ook lezen als een liggend, melkwit projectiescherm, waarin de ruimte wordt weerspiegeld. Precies hetzelfde gebeurt met film: een beeld projecteren met behulp van licht. En wie lang genoeg kijkt ziet de stofjes drijven op het witte oppervlak, inderdaad, net als die vertrouwde slijtagesporen op het celluloid van de geluidloze16-mm film van Nam June Paik die twintig minuten lang een abstract wit vierkant op de muur projecteert. En de foto van een sterrenhemel uit 1990 van Thomas Ruff wordt in deze context ineens meer dan het vastleggen van een werkelijkheid op een bepaald moment en op een bepaalde plaats. Het beeld van lichtende sterren in een gitzwarte nacht kun je net zo goed beschouwen als een still uit een nooit eindigende film. Juist die filmische blik voegt aan deze foto een nieuwe dimensie – tijd – toe.

Gaandeweg de tentoonstelling gebeurt er iets bijzonders. Wat begonnen is als een essay dat opgedeeld is in losse hoofdstukken, wordt een visuele beleving die uitstijgt boven de verschillende thema’s. De theorie is praktijk geworden waarin alle beelden in formele zin met elkaar te maken krijgen. Een van de hoogtepunten is de zaal met een video uit 1968 van Bruce Nauman waarin de kunstenaar in zijn atelier over de lijnen van een vierkant loopt, een kubus van omgekeerde spiegels van Michelangelo Pistoletto, een tekening van Soll LeWit die de kubus als uitgangspunt heeft, een video van Steve McQueen die de zijgevel van een houten huis laat vallen op een stilstaande man die precies staat op de plaats waar het venster terechtkomt en een reeks van 23 fotonegatieven van Barry Le Va van een man die tegen een flexibele wand oploopt. Dat dit ensemble getoond wordt onder de titel kadrering, is niet meer van belang. De tentoonstelling heeft allang overtuigd.

Museum als Kraftwerk

Een U bekroont het hoge, oude gebouw waar ooit het Dortmunder Union-bier gebrouwen werd. Het bier is geschiedenis. Het gerenoveerde gebouw biedt nu onderdak aan een diversiteit van activiteiten op gebied van kunst en creativiteit. Op de vierde en vijfde verdieping huist de vaste collectie van Museum Ostwall, de bovenste etage is bedoeld voor wisselende tentoonstellingen zoals nu 'Bild für Bild'. Het Dortmunder U-gebouw biedt verder ruimte aan een instituut voor mediakunst, een 'Fachhochschule' voor kunst en design, een bioscoop, een centrum voor kunstzinnige educatie en een restaurant.

Museum Ostwall, begonnen in 1947 op basis van de schenking van een grote particuliere collectie, presenteert zich onder het motto 'Museum als Kraftwerk'. Een verwijzing naar het industriële verleden van dit gebouw, naar de verzameling die energie verschaft en vooral naar de ambitie om de relatie tussen kunst en de sociale omgeving te activeren. De reusachtige installatie van de Duitse kunstenaar Jochen Gerz in de entreehal van het museum is het boegbeeld van deze opvatting. In 2000 heeft Gerz 4889 bezoekers van een tentoonstelling laten fotograferen door studenten van de kunstacademie. Van elke persoon twee foto’s: een exemplaar maakt deel uit van de installatie, het andere is in bezit van een andere bezoeker dan degene die op de foto staat. Deze sociale actie als kunstvorm is een opmaat voor de collectie van het museum. Veel Fluxus, een stroming uit de jaren zestig die leven en kunst trachtte te verbinden; verder Nouveau Réalisme, informele kunst, Zero, klassieke modernen als Max Beckmann, August Macke en Ernst Ludwig Kirchner. Belangrijke werken van Martin Kippenberger, Allan Kaprow en natuurlijk de in Duitsland onvermijdelijke Joseph Beuys.

Museum Ostwall wil de bezoeker actief betrekken bij het zichtbaar maken van de collectie. Interactie met het publiek is hier, anders dan in het Van Abbemuseum, geen theoretische stellingname, maar een concrete daad, met foto’s, documentatie, interactieve programma’s. Ook voor kinderen, en vooral door een toegankelijke inrichting.

Gepubliceerd in Museumtijdschrift, nr. 2, maart 2011




Terug naar overzicht