FRAC Nord-Pas de Calais - Een tijdelijk museum

Het museum voor hedendaagse kunst in Duinkerken wordt verbouwd. Een deel van de collectie is nu te zien in Maastricht.

door Frits de Coninck

Wat doet een museum als het een langdurige verbouwing ondergaat? Het antwoord dat het meest voor de hand ligt is sluiten. Een museum is immers het gebouw, en als dat tijdelijk dichtgaat, bestaat het even niet meer.

Het museum voor eigentijdse kunst in Duinkerken, FRAC Nord-Pas de Calais, zoals het voluit heet, doet het anders. Het museum als gebouw gaat tijdelijk dicht, de collectie blijft al die tijd open, maar op andere locaties. Nu in de Timmerfabriek in Maastricht en deze zomer ook in Watou. Daarnaast waaiert de FRAC-collectie nog uit naar andere plaatsen in de Franse regio.

Toevallig zocht Guus Beumer van kunstinstelling Marres in Maastricht een grootse invulling voor de Timmerfabriek, een oude productiehal van de voormalige aarderwerkfabriek de Sfinx. Marres en FRAC vielen elkaar als vanzelfsprekend in de armen. Van de collectie van zo’n 1500 werken zijn er tot het einde van het jaar 350 te zien in de Timmerfabriek, 'out of storage' dus. Het FRAC is een jong museum en dat is ook te zien aan de geschiedenis van de collectie. Opmerkelijk is dat veel werk vroeg aangekocht is, toen het nog heel betaalbaar was. Van een relatief klein budget is een verzameling aangelegd die de ontwikkelingen in de kunst volgt tussen 1983 en nu, actueel dus en internationaal, mede door adviseurs als Jan Hoet, Chris Dercon, Nicolaus Schaffhausen en Rein Wolfs.

depot

Die prikkelende collectie uit Frankrijk gaat in Maastricht een delicate verbinding aan met de versleten behuizing van het gebouw. De rauwe werkvloer is een podium geworden voor de beeldende kunst van nu. De ruimte is prominent aanwezig en het is aan de kunst er zich een plaats te veroveren. De verhouding tussen die twee is fluïde. De tentoonstelling is een voortdurend veranderende interactie tussen geschiedenis en actualiteit, tussen ruimte en kunst. De inrichters hebben die dubbelheid omgezet in verschillende manieren van exposeren, een negentiende-eeuws, een twintigste-eeuws en een eenentwintigste-eeuws model met elk een eigen ruimte en een eigen karakteristiek.

De entree via de oude fabriekspoort voert de bezoeker direct naar de kunst van nu, geïnstalleerd op een open, zoekende manier. De betekenis van deze jonge kunst moet nog rijpen, de plaats in de kunstgeschiedenis moet nog geformuleerd worden. Schijnbaar zonder hiërarchie staan en hangen de kunstwerken door elkaar, naast oude meesters van het modernisme. Je zou deze opstelling het depotmodel kunnen noemen.

Een dwingende massieve kubus van spiegelend aluminium van Marc Bijl staat in een hoek, naast een installatie van twintig witte, geometrische structuren van Sol LeWitt. Op de sleetse bakstenen muur heeft Bijl een citaat van LeWitt gespoten: “There is no form inherently superior or inferior”, die in de kubus weerspiegelt en zo het gladde, steriele oppervlak aantast. Alsof Bijl zich een positie wil bevechten ten opzichte van de geschiedenis, zowel van de kunst als van dit gebouw. Een mooie installatie is die van Kelly Schacht, een aanstormend talent uit België. Ze heeft een opstelling gemaakt van een aantal projectieschermen met camera’s ervoor en flitslampen, alles door elkaar. Wanneer de bezoeker in de buurt komt springen lampen aan en worden schaduwen zichtbaar op de schermen, om net zo snel weer te verdwijnen. Dit ijle beeld is een eerbetoon aan de mythische kunstenaar Blinky Palermo, van wie ook werk wordt getoond en naar wie ze de installatie genoemd heeft, I blink my eyes to keep the time.

Naast deze kunsthistorische referenties is er ook veel kunst die onder de noemer 'condition humaine' valt. Een mooie en tegelijk hilarische en knullige installatie van Erik van Lieshout; een video van de jonge Algerijn Adel Abdessemed over het kapottrappen van een icoon van onze welvaart, een blikje cola; mooie foto’s van Gerald van der Kaap, om een paar namen te noemen.

Bij de nog niet gecanoniseerde betekenis van deze kunst sluit de catalogus perfect aan. Die is even tijdelijk en flexibel als deze opstelling. Op een grote tafel bij de entree liggen in vakken de pagina’s uit wat een catalogus zou kunnen zijn. Elke bezoeker stelt zijn eigen overzicht samen. Alsof hij de vrije keuze heeft uit het depot.

villa

Een heel ander museummodel komt aan de orde in de prachtige helder witte, mooi betegelde kantoorvilla die in de fabriek ingebouwd is. Alsof je gekatapulteerd wordt naar de negentiende eeuw. Het werk van Broodthaers, Maurizio Cattelan, Rémy Zaugg, Pawel Althamer, On Kawara en James Lee Byars hangt en staat in deftige zalen met klassiek parket. De zalen werken als vitrines waar de kunst de eeuwigheid lijkt op te roepen. De grootste ruimte in de villa is de voormalige toonzaal waar Sfinx de collectie porseleinen toiletpotten tentoonstelde. Het Deense kunstenaarscollectief Superflex heeft op diezelfde plaats een installatie van tachtig namaakdesignstoelen gezet die met een decoupeerzaag zijn bewerkt. De stoelen op zich zijn niet zo bijzonder maar ze verwijzen wel naar de geschiedenis van deze plaats.

De derde grote tentoonstellingsruimte is de verdieping die zich over de helft van de fabriek uitstrekt. Als een hemel in een museum met overdadig bovenlicht. Hier is de kunst geordend naar een twintigste-eeuws modernistisch model dat de dingen een precies en helder geformuleerde context geeft. De kunst die hier te zien is appelleert aan de fysieke mens, aan zijn lichaam, aan zijn omgeving. De video Violent Incident van Bruce Nauman, een slapstick-achtige geënsceneerde ruzie tussen een man en een vrouw aan tafel, een installatie van Boltanski met oude foto’s van kinderen die lid waren van de Mickey Mouse-club, een met rood zeil afgesloten ruimte van Liam Gillick waarvoor je op je tenen moet staan om erin te kunnen kijken, vijf foto’s van de dochter van Daan van Golden die een handstand maakt voor een werk in blauw van Yves Klein. En misschien wel het mooiste werk in de lichtheid van deze fabrieksverdieping, Blue Sail van Hans Haacke. Een grote sluier van blauwe zijdemousseline, opgehangen aan vier draden, golft op en neer door toedoen van een ventilator. Een werk uit zijn begintijd, de jaren zestig, toen hij zich met kinetische kunst bezighield voordat hij politiek werk ging maken. De lichtheid, de beweeglijkheid, de steeds veranderende relatie met de omgeving is misschien wel de beste metafoor voor waar het bij 'Out of Storage' om gaat: een collectie in beweging, geen museum als een monumentale tombe.

Het FRAC (Fonds Régional d'Art Contemporain), in 1982 opgericht in 22 Franse departementen, is altijd een onconventionele kunstinstelling geweest. Het opereert op projectbasis, gaat allianties aan met andere musea, met verzamelaars zoals onder anderen Han Nefkens, met andere culturele instellingen en vooral ook met scholen via het programma 'Elèves à l’oeuvre'. Het museum leent van anderen en leent vooral ook uit. Helemaal in de geest van de vroegere socialistische minister van cultuur Jack Lang, die goede kunst voor iedereen toegankelijk wilde maken en het daarom tot een overheidstaak rekende om ook musea voor eigentijdse kunst te vestigen ver buiten het epicentrum Parijs. Kunst hoort de wereld in te trekken, naar buiten te gaan, de liefhebbers op te zoeken.

In 2013 is de opening voorzien van het nieuwe museumgebouw dat gevestigd wordt in een voormalige, gigantische scheepshal in het oude havengebied van Duinkerken. De oude hal ondergaat een transformatie en een soortgelijk nieuw te bouwen hal komt ernaast. Zo wordt de geschiedenis van de scheepsbouw in Duinkerken omgezet in een toekomst voor de kunst.

Gepubliceerd in Museumtijdschrift, nr. 6, september 2011




Terug naar overzicht