De magie van het gevonden beeld Lucassen (1939) is een schilder met een oeuvre. Ter ere van het feit dat hij dit jaar 70 is geworden, toont het Stedelijk Museum Schiedam een overzicht daarvan, met een nadruk op zijn recente werk. Een mooie tentoonstelling van een halve eeuw kunstenaarschap. We zien Lucassen als wat hij altijd is geweest: een zoeker naar beelden die hij associërenderwijs naar zijn eigen hand zet. Nog altijd. Museaal Nederland heeft merkwaardig genoeg nooit goed raad mee geweten met Lucassen. Een kunstenaar met veel galerietentoonstellingen, aanwezig in veel verzamelingen en eigenlijk altijd een goede pers. In het Stedelijk in Amsterdam, waar je de grote kunstenaars toch altijd mocht verwachten, heeft hij in 1979 zijn enige grote tentoonstelling gehad. Hij werd toen 40 jaar, zijn werk was nog in volle ontwikkeling. Het lijkt niet overdreven te zeggen dat hij daarna volledig genegeerd is door het Stedelijk. Lucassen moet het kennelijk van zijn verjaardagen hebben. Toen hij 60 werd toonde het Cobramuseum zijn werk en nu dus Schiedam, een van de kleinere ambitieuze musea die het klaar krijgen de doodse stilte te doorbreken die rond het Amsterdamse Stedelijk hangt. En die is niet alleen te wijten aan de uit hand lopende verbouwing. Van het begin af aan heeft Lucassen beelden verwerkt in zijn schilderijen. Beelden die hij uit de wereld om hem heen haalde of uit werk van collega-kunstenaars. Juist die aandacht voor heel concrete dingen die in zijn schilderijen worden uitgelicht en daarmee aan karakter winnen kenmerkt zijn werk. Een palmboom, een wastafel, een bloempot. In de hand van Lucassen krijgen die dingen betekenis, als beeld. In zijn vroege schilderijen hebben levende wezens als een vrouw of een hond het karakter van een ding. Ze bestonden als beeld, niet als een psychologische gestalte. Net zo gemakkelijk citeerde hij de pijp van Magritte of een liggend naakt van Tom Wesselman. Dat leidde in ’t begin overigens tot het misverstand dat Lucassen verwant was met de popart, de Engelse variant ervan, wel te verstaan, die van Kitaj, Hockney en Hamilton. Maar naar mentaliteit heeft Lucassen daar nooit iets mee te maken gehad. Lucassen grijpt altijd in, door het beeld te vervormen, door het schilderend naar zijn hand te zetten, door het te combineren. Een wasbak is nooit het ding uit de showroom van een sanitairhandelaar, maar een wasbak van Lucassen. Een ding dat hij associatief verbindt met andere beelden om zo een eigen wereld te scheppen, die nieuw is en toch alleen maar uit ons bekende dingen is opgebouwd. De wereld van Lucassen is magisch. De stap die hij 20 jaar geleden zette naar abstract-symbolische kunst was een logische. Zijn palet werd donker, concrete dingen werden vervangen door tekens, cijfers en letters. Hij streefde naar een synthese van figuratie en abstractie, van beeld en taal. Die doeken leken een wereldraadsel te verbergen, maar er viel niks te ontcijferen. Het ging hem om de poëzie in het beeld, om de associatie zonder dat je die precies kon duiden. Dat geldt ook voor de assemblages die hij vervolgens ging maken en voor zijn “modifications” van de laatste jaren. In zijn assemblages schildert hij nog; hij combineert het schilderij met concrete dingen als knopen, plastic letters, een tomado rekje, een goedkope haarborstel. Hij monteert de dingen in het beeldvlak waardoor ze als vorm gaan werken. De oude betekenis heeft dan al lang afgedaan. Lucassen blijft op zoek naar beelden die hij een nieuw leven bezorgt, een zaak van recycling. In zijn “modifications” gaat hij weer wat verder. Op rommelmarkten zoekt hij naar schilderijtjes die hij soms bewerkt of combineert met zo maar wat voorwerpen. Als het maar een interessant beeld oplevert, een beeld dat klopt. Het Waterlooplein waar de kunstenaar rondscharrelt op zoek naar dingen die zo maar ineens een “modificatie” kunnen opleveren. Lucassen heeft altijd een brede interesse gehad in beeldende kunst. Waar die ook vandaan komt, wanneer die ook gemaakt is. In zijn omgeving leven een precolumbiaans beeldje, een object van Salvador Dali, een schilderij van Brusselmans, grafiek van Beuys gewoon naast elkaar. Alles kan, als het maar aan het raadsel raakt dat wereld heet. Aan de verborgen betekenissen die in het schilderij niet ontsluierd worden maar juist ontstaan. Zijn tekens: letters, cijfers maar net zo goed zijn platte, huishoudelijke voorwerpen als de op de rommelmarkt opgedoken schilderijtjes en plaatjes. Ogenschijnlijk waardeloos, maar in de hand van Lucassen krijgt alles betekenis. Een schilderij van hem is een gesloten wereld. Daarin verwisselen de dingen van betekenis als een slang van z’n oude huid. Zijn oeuvre is een grammatica die steeds verder uitdijt. De 70 jarige is nog lang niet uitverteld. Gepubliceerd in Het Financieele Dagblad, bijlage Persoonlijk, 9 januari 2010 Terug naar overzicht |