Een beeld van 145 seconden

Op twee verschillende plaatsen in Breda is sinds afgelopen zondag werk te zien van beeldend kunstenaar Martin Riebeek. In De Beyerd is een overzicht van het werk te zien dat hij de laatste jaren gemaakt heeft, in de parkeergarage aan de Tolbrugstraat is een blijvend werk van hem geïnstalleerd. Beeldende kunst in een parkeergarage, dat is kunst op een plek die daar het minst toe geëigend lijkt. Voor het kooppubliek zal het wennen zijn. Want wie zijn blik veilig wil stallen, is op weinig anders en al helemaal niet op kunst verdacht. In een hoek, daar waar de automobilist een bocht naar links maakt, heeft Riebeek een vitrine van ondoorzichtig glas geplaatst. Van verre heeft de installatie de schutkleuren van de volmaakt onpersoonlijke omgeving. Maar op het moment dat de auto een sensor in het plafond passeert, wordt het glas gedurende slechts twee seconden transparant. En wat zich ontvouwt, is verrassend: acht reebruine ogen staren de automobilist aan. In de hoek blijken vier opgezette reeën te staan, een mannetje en een mini-roedel vrouwtjes. De automobilist weet amper wat hij ziet, en krijgt daar ook nauwelijks de tijd voor. Want voor hij kan uitmaken of het wel echt waar is wat hij net zag, is het beeld weer weg. En de auto rijdt verder. Het laatste wat je verwacht in een parkeergarage, het hart van de stedelijke omgeving, zijn levensechte reeën. Maar net als een opgezet dier, is een parkeergarage een bij uitstek kunstmatig ding. Een volmaakt anonieme plek die niks menselijks heeft. Een non-descripte opslagplaats voor auto’s, voor voetgangers verboden gebied. Hier wordt gecultiveerde natuur vertederend. Zoek geen ideologie achter het werk van Martin Riebeek. Zijn Parking view is geen maatschappelijk protest tegen het geweld jegens het bedreigde dier. Martin Riebeek is een kunstenaar die denkt en kijkt in beelden en niet in ideologische boodschappen. Het doet er weinig toe waar hij de beelden vandaan haalt. Ze komen uit zijn herinnering, zijn beleving, zijn waarneming. Hij ziet bij een preparateursbedrijf opgezette herten, een beeld dat ergens in zijn hoofd opgeslagen wordt en bij gelegenheid verbonden wordt met een onverwachte plek, een parkeergarage bij voorbeeld. En natuurlijk heeft dat een bedoeling. Dat is bij hem op de eerste plaats een verbinding tot stand brengen met de kijker. Zijn kunst is communicatie. Hij heeft beelden in zijn hoofd en zoekt daar een medium bij dat die beelden effectief omzet in communicatie met de kijker. Alhoewel hij van origine schilder is, is dat in zijn recente werk geen schilderij meer maar een installatie. Een van de eerste installaties die je in De Beyerd ziet, is 'De spelende mens'. Een betrekkelijk klein, langwerpig kastje aan de wand. Als vanzelf breng je je hoofd dichtbij om goed te kunnen zien. Het verlichte kastje zuigt de kijker nadrukkelijk naar zich toe. In het kastje staat een opgezette muis met het kopje naar de kijker. Verder een gloeilamp, een rad en een telapparaat. De drie wanden spiegelen. Daarmee zou de feitelijke beschrijving kunnen ophouden. Als het niet zo was dat pas daarna het echte beeld groeit bij dee kijker. Je ontdekt dat het glas aan de voorkant zogenaamd confrontatieglas is. Jij kunt er wel doorheen kijken, maar degene aan de andere kant kijkt in een spiegel. Het merkwaardige gevolg is dat je aan de achterwand in een spiegel kijkt die niet jouw kop reflecteert, maar alleen dat wat zich in het kastje tussen het glas en de spiegel aan de achterkant bevindt. Jouw beeltenis wordt zodoende niet teruggekaatst maar mee de diepte ingezogen. Mede door de twee zijspiegels en de gloeilamp die ineens gaat branden, wordt de muis talloos verdubbeld en weerspiegeld. Die verdubbeling levert een accentuering op van zijn hulpeloosheid. Ineens ervaar je het als een gekooid en wanhopig levend wezen dat deel uitmaakt van een laboratoriumopstelling. De teller ziet er uiterst wetenschappelijk uit, maar wat hij telt, is onduidelijk. Wat in dit beeld aan de hand is, zie je in al zijn andere installaties. De eerste kwaliteit is de schilderkunstige, alhoewel Martin Riebeek geen echt schilderij meer maakt. Elke installatie manoeuvreert de kijker op de grens van werkelijkheid en illusie. Je wordt als kijker werkelijk in een wereld gezet waarvan je steeds minder weet of die illusoir of misschien toch werkelijk is. Het kan niet en toch is het zo. Je ziet en je weet niet wat. Je raakt betrokken bij iets waar je part noch deel aan denkt te hebben. Maar hoe dan ook, je zit er midden in terwijl je alleen maar dacht te kijken. Dat is de communicatie in het werk van Martin Riebeek. Het is niet mogelijk alleen maar naar een object van hem te kijken: je treedt in het werk zelf en vervolgens word je je ervan bewust dat er processen in je hoofd op gang komen. Je bent eerst buitenstaander en vervolgens deelgenoot. Je wordt mentaal deel van wat je ziet. Dat voltrekt zich ook zo in tijd, een belangrijk element in de beleving van zijn werk. Een beeld van Martin Riebeek is tijd. In 'Non speaking terms', een installatie waar de tentoonstelling naar vernoemd is, komen de werking van tijd, beeld en communicatie heel duidelijk samen. De bezoeker passeert een hekje, een voetgangerslicht en slaat daarna een hoek naar rechts om. Hij blikt de donkere ruimte in en ziet op de tegenoverliggende wand twee koppen, waarvan in ieder geval een van hemzelf. Dat is schrikken. Alsof je naar je eigen vreemdeling kijkt, je bent het en je bent het niet. Daaronder heeft Riebeek een van de veertig zinnen geprojecteerd die hij uit soaps heeft gehaald. Clichés die de schijn van echtheid ophouden. Een hoofd dat je bekend voorkomt, alleen niet hier; een tekst die doodgewoon is, alleen niet van jou. Helemaal vervreemdend wordt het als je je eigen hoofd ziet met het onderschrift: 'Ik ben ontsteld over zoveel zelfgenoegzaamheid.' Dan loop je maar liever vlug door. De beelden zijn van bijna industriële makelij. Ze zien er perfect uit. Hij bedenkt beelden die hij door een technicus laat maken, net zoals hij met beeldend kunstenaars samenwerkt zoals Inge van ‘t Klooster. Een klassieke situatie die in de ateliers in de 17e eeuw heel gewoon was. Een werk droeg de naam van de meester maar er waren er meer die eraan werkten. Wat echt belangrijk is, dat is het idee, wat de 17e-eeuwers de 'inventio' noemden. Wie het uitvoert, doet er minder toe. Het klinkt onpersoonlijk, maar het paradoxale is dat onbenoembare dingen als twijfel en intimiteit juist daardoor sterker de aandacht vragen. De installatie 'Cyclus 145' lijkt een verzameling van losse en onpersoonlijke dingen, in een toevallig verband. Tot je blik blijft hangen bij de kop van een flamingo op sterk water. In een hoek, mooi verlicht, maar bij nader inzien aangrijpend. Schoonheid gevangen in een te kleine stopfles. In 145 seconden heb je het beeld gezien; de beleving duurt ontelbaar veel langer.

Gepubliceerd in BN/De Stem, 1998




Terug naar overzicht