Ook de nietigste lijn doet er toe

Schloss Moyland, vlak over de grens bij Nijmegen, is de laatste halte van de Europese reis die hedendaagse Nederlandse tekeningen gemaakt hebben. Na Limerick in Ierland, Apeldoorn, Parijs en Florence zijn ze dus bijna weer thuis en gaan ze na drie jaar weer terug naar de eigenaren. Terug naar het depot van het museum, terug naar de beslotenheid van de verzamelaar. Een laatste kans dus om een mooie doorsnede te zien van wat Nederlandse kunstenaars van nu aan tekeningen te bieden hebben. En in Nederland wordt (weer) opvallend veel en goed getekend, zoals ook deze tentoonstelling laat zien.

De tekeningen zoals ze hier te zien zijn, zijn al lang geen voorstudies meer, geen schetsmatige stap op weg naar een beeld of een schilderij. Dit zijn allemaal autonome, volwassen vormen van beeldende kunst met papier als beelddrager. Dat is minder vanzelfsprekend dan het lijkt. In de eigentijdse beeldende kunst gelden de klassieke grenzen van de genres al lang niet meer. Beelden, foto’s, schilderijen, video, tekeningen: veel kunstenaars gebruiken ze naast en door elkaar. Ook het tekenen speelt zich niet meer exclusief op papier af. Vorig jaar was er in het Stedelijk Museum in Amsterdam een belangrijke tentoonstelling van tekeningen, Drawing Typologies, waar ook een video van een slakkenspoor op een glazen plaat of bekrast filmcelluloid tot het domein van de tekening werd gerekend. En waarom niet. Als je tekenen wilt definiëren als de meest directe, spontane beeldende uitdrukking met een minimum aan middelen, dan kun je het net zo goed in de sneeuw, in het zand of op papier doen. De samensteller van Into Drawing, Arno Kramer, zelf tekenaar, heeft zich wat dat betreft een conventionele beperking op gelegd. In Schloss Moyland zijn alleen maar tekeningen te zien die op papier gemaakt zijn. De gebruikte middelen zijn legio: potlood, krijt, verf, inkt, houtskool, textiel, pigment etc. Een enkeling, Helen Frik, toont ook collages. Op papier is veel mogelijk. Die vrijheid kenmerkt nu het medium en natuurlijk de soms enorme formaten. Elly Strik onderscheidt zich hierin het meest. Ze toont een samenhangende reeks van vier tekeningen van drie bij twee meter die tot de mooiste van de tentoonstelling behoren. Een bijna geabstraheerd beeld van een organisme of een grot die net zo goed als een vagina opgevat kan worden. Pauwenveren waaruit de ogen zijn weggeknipt waardoor ze van hun mannelijkheid zijn ontdaan. Elly Strik verbeeldt de overgang van het vrouwelijke naar het mannelijke en omgekeerd en gebruikt specifiek de tekening om dat op een abstracte, universele manier te doen. Haar tekeningen zijn vooral ook leeg, juist omdat ze een idee willen uitdragen, meer dan een verhaal vertellen. Dat enorme formaat versterkt die leegheid. Nog sterker is dat aan de orde in de tekening van een kop die als het uithangbord van de tentoonstelling dient. Twee ogen, wenkbrauwen die doorlopen in de neuslijn, een mond, de haarlijn en een kraag, alles in harde contouren. De rest van het gezicht is verdeeld in drie monochroom geschilderde vlakken, uitdrukkingsloze leegte zou je kunnen zeggen. Maar het beeld staat. Hoe weinig heb je kennelijk nodig om een kop op papier te zetten die dwars door je heen kijkt, een kop die nog steeds op je netvlies staat als je al lang en breed op weg naar huis bent.

Into drawing voert je ook letterlijk de tekenkunst in. Op een heel onnadrukkelijke manier zijn hier een aantal aspecten van het medium bij elkaar gebracht, gewoon door ze te laten zien, niet door ze als een theoretisch schema over de tentoonstelling te leggen. Het tekenen is vanuit zijn aard een vrij, expressief en vooral heel direct medium. Op bijna geen enkel ander gebied van de beeldende kunst is de afstand tussen het denkende hoofd of het kijkende oog en het uiteindelijke beeld zo kort en zo direct. Met alleen een potlood en een vel papier kun je al tekenen, overal waar je wilt. Alleen een potlood en papier volstaan in principe. In het werk van David Bade zijn die directheid en spontaniteit het duidelijkst zichtbaar. Hij doet al tekenend verslag van de wereld waarin hij leeft. Met houtskool en acrylverf op papier. Zijn tekeningen zien eruit alsof hij aan een stuk doortekent, met een snelheid en vluchtigheid die passen bij de straatcultuur. Net zo spectaculair ook. Fuckable toont een popzangeres in driftig gebruikte houtskool, sexy gekleed en met te veel blingbling opgetuigd. In hetzelfde beeld een dj die met handen en voeten de knoppen en de draaitafels bedient en een breakdancer in volle actie. De gebruikte techniek en het bedoelde beeld vallen hier samen: een zwarte subcultuur in massief houtskool. En daartussendoor heel geraffineerd het goud in gele acryl.

Marcel van Eeden gebruikt het tekenen om de tijd vast te leggen. Tekenen is voor hem het schrijven van een dagboek dat altijd maar doorgaat. Niet al te letterlijk uiteraard. Want de historische waarheid is altijd ondergeschikt aan het beeld dat een tekening moet opleveren. Er hangt van hem een groep tekeningen, klein van formaat, die zorgvuldig gekozen momenten zijn en die een voortgang suggereren. Hij tekent de gang van de tijd, in de doorwerkte momenten en in de nooit eindigende reeks als geheel. De gesublimeerde traagheid van Van Eeden staat tegenover de snelle, open tekeningen van Natasja Kensmil die vooral een verhaal willen vertellen. De tekening lijkt voor haar een geweldige manier om de vrij associërende geest alle kans te geven. Christelijke iconologie, mythologie, realiteit: ze vlecht alles aan elkaar tot een autonoom beeld waarin van alles te zien en te genieten valt, tot in de kleinste details. De zwaarte van de voor de verleiding gevallen Adam en Eva wordt in een hoekje van de tekening verlucht door hoofden waarvan de ver uitgestoken tongen zich gretig ontfermen over penissen. De zwaarte en ernst van haar verhaal wordt in elke tekening ook weer gerelativeerd door de milde spot. Tekenen heeft als geen ander medium het vermogen tot ironie.

Van heel andere orde is het werk van Otto Egberts. Je zou zijn werk kunnen rekenen tot een categorie die de tekening gebruikt om een state of mind vast te leggen. Met pigment , houtskool en pastel maakt hij door en door bewerkte tekeningen die een mens tonen in staat van eenzaamheid en deernis. En als hij geen mens afbeeldt maar een landschap dan is dat beeld de projectie van een tobberig innerlijk. Nergens vrolijk of luchtig, dat past niet in dit mensbeeld, wel indrukwekkend. Hij heeft de tekening tot op het bot gebruikt. Hier en daar zie je minuscule beschadigingen in het papier, waarschijnlijk van een krassende pen. Het maakt dat de vezels van het papier bijdragen aan een fluwelige huid die uitnodigt tot aanraking.

Met welke bedoeling een tekening ook gemaakt wordt, een tekening is altijd intiem. Ze vraagt er eigenlijk om van dichtbij bekeken te worden, de afstand tussen oog en beeld zo klein mogelijk te maken omdat ook de nietigste lijn ertoe doet. Ook de lijnen die bijna verdoezeld zijn zoals in de monumentale portretten van Rosemin Hendriks. Juist die amper zichtbare potloodbewegingen verzachten de scherpe contourlijnen die het gezicht construeren en geven het iets sensueels. De absolute meester op dat gebied is Juul Kraijer. Ze tekent bijna altijd exotische, efemere vrouwen, haast doorschijnend, niet meer van vlees en bloed. Raadselachtig en ongrijpbaar en toch zo ongelooflijk dichtbij. In een en dezelfde tekening werkt ze enkele details heel erg uit en laat ze andere delen van een hoofd oningevuld. De lijn die de contouren van een hoofd construeren kan zo maar ergens ophouden, maar wel zo dat de leegte van het papier eromheen een spanning krijgt. Tot aan de randen toe. Het onbetekende papier werkt bij niemand zo sterk mee als bij haar. Hier is de beweging van de tekenende hand zelf aan de orde. In een goede tekening valt niks weg te moffelen, is elke lijn raak zonder dat die helemaal volledig hoeft te zijn. Bij een rake lijn volstaat de aanzet, is de suggestie genoeg. De rest kijken we er wel bij.

Gepubliceerd in Het Financieele Dagblad, bijlage Persoonlijk, 5 april 2008




Terug naar overzicht