Een duivels pretpark Nog nooit is het werk van Paul McCarthy zo volledig getoond als dit jaar in Vlaanderen. Na de massaal bezochte show van zijn opblaasbare sculpturen in Middelheim in Antwerpen toont het SMAK in Gent zijn andere sculpturen, video-installaties en tekeningen. Een oeuvre van 40 jaar van een van de toonaangevende kunstenaars van nu. Nog voor je een stap in het museum hebt gezet, sta je oog in oog met McCarthy. Bovenop het museumgebouw staat een reusachtige opblaasbare rode fles, Daddies tomatoketchup, als een teken in de stedelijke ruimte. Dit is een klassiek beeld: een sculptuur op een sokkel, en de sokkel dat is het museum. Het museum als drager, als dienaar, ondergeschikt gemaakt aan de wereld die McCarthy oproept. Een wereld die boven het museum uittorent, een wereld die naar je toekomt Rustig een kaartje kopen is er niet bij. In de entreehal komt al het geluid vanuit de zalen al naar je toe. Een baaierd van klanken die het eerste beeld oproepen, nog voor je iets gezien hebt. Het werk van Paul McCarthy(1945, woont en werkt in Los Angeles) is een totaalbeeld, een hallucinerende wereld waar je al deel van uitmaakt voor je het goed en wel in de gaten hebt. De dubbele videobeelden in de entreehal lijken je te waarschuwen, als een bijsluiter bij een medicijn. Naast en door elkaar flitsen beelden uit de wereld van twee hoofdfiguren uit de 20e eeuw: Hitler en Mickey Mouse. De snelheid is zo hoog dat je amper tijd hebt om ze te zien, maar de opeenvolging zegt genoeg. Van Hitler alleen de lieflijke Alpenkiekjes die zijn propagandamachine de wereld instuurde. Van Mickey Mouse de lachwekkende vertoningen in Disneyland, net als Hollywood een bedenksel waar onze wereld steeds meer op gaat lijken. Alsof McCarthy wil zeggen: kijk maar, je weet niet wat je ziet, deze beelden zijn niet zo onschuldig, wij zijn al verder weg dan we denken. De machtsmechanismen die schuilgaan achter een masker van romantiek, dat is wat McCarthy wil tonen. Het is de achterkant van The American Dream waar hij mee afrekent Het eerste grote werk in de tentoonstelling is een parodie op ’n Disneyland-attractie: The Carribean Pirates, Hollywoodmetafoor voor het klassieke imperialisme, voor McCarthy het zinnebeeld voor de Amerikaanse aanwezigheid in Irak. Een piratenschip van kunstvezel, zo groot dat het amper in de zaal past. Maar het museum is niet flauw geweest. Om het object visueel wat meer ruimte te geven, zijn delen van muren weggehaald en zelfs een plafond. Het museum schikt zich naar de enerverende uitbarsting van beelden die McCarthy hier teweegbrengt. Om het schip heen tal van video-installaties waarin allerlei gruwelijkheden gespeeld worden, met de daarbij horende geluiden uiteraard. Het amputeren van een been, wat het romantische cliché van het piratenleven toch voorschrijft, decadentie, geweld, smerigheid. Maar de kijker kan gerust zijn. Het gruwelijke is namaak. McCarthy ontleedt het cliché. Waar de amusementsindustrie je doet geloven dat het echt is, laat McCarthy de binnenkant van de schijnwereld zien. Bloed is tomatenketchup met vaten tegelijk, een been is een kunstbeen, gezichten zijn maskers en Bush is een pop. Niks is hier wat het lijkt en dat maakt de show tot een groteske, een hilarisch bombardement van beelden. En in tegenstelling tot wat Hollywood maakt, is achter de parodie van McCarthy een mooi beeld zichtbaar. Als een eiland van stilte staat een reusachtig piratenschip op de museumvloer, een walvis op het droge. Het piratenschip is niet alleen een brandpunt van tientallen videobeelden, het is ook een klassieke sculptuur die zichzelf het museum uitdrukt. Een monument van een beeld. McCarthy toont zijn sculpturen, tekeningen, video-installaties en mechanische werken als één geheel, een theaterstuk waarin alles met alles samenhangt. Er is geen ontkomen aan, net zo min als je kunt ontkomen aan de wereld waarin we leven, net zo min dus ook aan wat de entertainmentindustrie uitbraakt. Om dat idee van de totale overgave te benadrukken is de retrospectieve tentoonstelling ingericht zonder chronologie en zonder hiërarchie. Hier is alles even belangrijk en doet het er niet wanneer iets gemaakt is. Om dat idee van samenhang te versterken is het gebouw geperforeerd. Het speciaal voor deze McCarthy-happening doorbreken van muren geeft ruimte aan de beelden, biedt verrassende perspectieven voor de kijker en verbindt de verschillende zalen tot één groot theater waarvan je niet meer weet waar de in- of uitgang is. Net zoals je als moderne consument in een shopping-mall geacht wordt te consumeren, zo word je hier uitgeleverd aan de kunst. Dit is het kunstenaarschap van McCarthy, dat zich uitspreekt over de wereld van ons, hier en nu. Van begin af aan worden al onze zintuigen actief geprikkeld. De kakofonie van geluid en het spervuur aan beelden die over ons heen spoelen. Er is ook de meer intieme voelbaarheid die de beelden soms oproepen, hoezeer de met McCarthysjaals omhangen suppoosten dat ook proberen te vermijden. De vette, sappige zeug, af en toe in haar slaap gestoord door een machine die haar wat laat bewegen, vraagt erom geaaid te worden. Zelfs bij de opgebaarde dode nep-man heb je neiging even in zijn arm te knijpen om te weten of dit de slaap is of de dood. Door alle ruimtes heen geurt de zoete, zachtkruidige tomatenketchup, handelsmerk van McCarthy, metafoor voor onze consumptiemaatschappij.Als het maar lijkt dan is het goed. De geur is afkomstig van een mooi, stil beeld van glas en ketchup. Middenin een zaal staat een stapeling van losse glasplaten die een volmaakte kubus vormen. Tussen al die platen heeft hij flessen Heinz ketchup gegoten. Door het gewicht van het glas is de drab eruit geperst en ligt rond de kubus op de museumvloer. Een plas half opgedroogde, hier en daar al wat korstige ketchup die de vrije loop heeft gekregen. De flessen staan er als wachters omheen. Het geheel doet denken aan een performance van de Wiener Aktionismus bij voorbeeld waar lijven met van alles werden ingesmeerd en de ruimte daar de sporen van droeg. Zo’n verwijzing naar de kunstgeschiedenis is karakteristiek voor McCarthy’s werk. Zijn beeld van Michael Jackson met aap Bubbles is een verkitsching van Jeff Koons en een knipoog naar het beeld der beelden: madonna met kind. En om het Jacksonbeeld als icoon weer te relativeren heeft hij sokkel en beeld in dezelfde kleur en hetzelfde materiaal uitgevoerd zodat persoon en sokkel samenvallen in één beeld. Zijn beelden van Adam en Eva doen denken aan hun portret van Lucas Cranach, maar McCarthy bestrijdt op zijn onnavolgbare wijze de musealisering van het beeld. De beelden staan op de kratten waarin ze vervoerd worden, op hun hoofd staat een gigantische groene appel en de genitaliën zijn lachwekkend uitvergroot. Alsof hij de christelijke last van zonde, schaamte en schuld belachelijk wil maken en dus tot omgekeerde proportie terug wil brengen. Rotterdam dat de reusachtige Santa Butt Plugg niet in de openbare ruimte durfde te zetten, kan er nog wat van leren. McCarthy toont ons een binnenstebuiten gekeerde Efteling, een duivels pretpark. Wat fascineert is de schijn van gruwelijkheid, de vertrouwde combinatie van walging en genot. McCarthy toont dat als een hyperbool of een pastiche waar je hartelijk om kunt lachen. Want alles is hier nep, op een eerlijke manier. Eerlijker dan de reality tv, het ramptoerisme, de kijkersfiles, porno als entertainment, Jackass, het geweld van computerspelletjes. Dat wij ons daar echt mee bezighouden, dat is pas gruwelijk. Daarbij vergeleken is McCarthy enerverend kinderspel. Gepubliceerd in Museumtijdschrift, 2007 Terug naar overzicht |