Gerhard Richter - Schilderen als dagelijkse oefening

Dsseldorf eert een van de belangrijkste levende Duitse kunstenaars. Met zo'n 100 werken is zijn oeuvre niet volledig, maar wel representatief vertegenwoordigd. Schilderijen naar fotos, beelden, overschilderingen van fotos, grijze monochromen, quasi industrile verfmonsters, landschappen en wolkenluchten, abstracte composities en realistische voorstellingen.

door Frits de Coninck

Op 12 oktober 1986 noteert Gerhard Richter in zijn dagboek: Wat zal ik schilderen? Hoe zal ik schilderen? Hij twijfelt kennelijk en dat is verrassend. Bij iemand als Richter immers, met zon enorme productie verwacht je dat niet. Wie het werk kent, weet hoe overtuigend het is, hoe precies, hoe steeds weer anders van techniek, van onderwerp, van herkenbaarheid. De twijfel kennen we uit zijn meestal nachtelijke notities, de weinige interviews, brieven, essays, statements en commentaren die zijn gebundeld in een boek dat heel treffend The Daily Practice of Painting heet en dat zijn schrijfsels uit de periode 19621993 bevat. De titel karakteriseert Richter: schilderkunst als dagelijks terugkerende oefening.

Het oeuvre van Richter is van een ongelooflijke veelzijdigheid, het is een huis met ontelbare kamers die allemaal met elkaar in verbinding staan en op eenzelfde gang uitkomen: de omgang met de realiteit en met de schilderkunstige weergave daarvan. Heel precies articuleert hij die dubbele focus in zijn sculpturale glasplaten waarvan hij de eerste in 1967 realiseert. De platen hebben het formaat van een schilderij en zijn zo bewerkt dat ze zowel transparant als spiegelend zijn. Je kijkt naar jezelf en je kijkt naar de wereld en beide via het medium van de kunst. De spiegels zijn een metafoor voor zijn artistieke houding en drukken tegelijk zijn scepsis uit jegens een kunstpraktijk die uitsluitend gericht is op optische waarneming. Achter die overweging schuilt Richters weerwoord op critici die hem een verwantschap hebben opgedrongen met fotorealisme, met surrealisme la Magritte of met pop art. Richter onttrekt zich aan elke classificatie. Wat hem bezighoudt is het schilderij als scharnier tussen kunstenaar/kijker en realiteit. In een vraaggesprek uit dezelfde bundel: De spiegels zijn een allusie op het idee dat elk schilderij een spiegel is. Elk schilderij heeft ruimte en betekenis, elk schilderij is een verschijnsel op zich en een illusie. Ook de grijze monochromen: deze vlakken zijn net zo goed illusionistisch.

spiegeling

In Nederland behoren die monochromen tot de vaste collecties van De Pont, Museum Boijmans Van Beuningen en het Van Abbe. In De Pont hangen twee Graue Bilder (1976) zoals de monochromen eigenlijk heten, tegenover elkaar, alsof ze ook elkaar spiegelen. Van een afstand zijn ze elk een egaal grijs vierkant, als een venster in de muur. Van dichtbij zie je de beweging van de penseelstreek. Wat egaal lijkt, is een zinderend oppervlak. De kwaststreek levert verschillen in licht en donker op en maken het grijs steeds anders. Die beweging wordt voortgezet door het traag wisselende licht dat vanuit het sheddak binnenvalt. Het Hollandse weer, de hand van Richter en de blik van de kijker die zich in de ruimte verplaatst, brengen iets tot ingetogen leven wat zich op het eerste oog als statisch en egaal aandient. Het Graues Bild spiegelt zowel de schilderkunst als de kijker en zijn fysieke wereld. Illusie en werkelijkheid vallen bij Richter samen. In de hand van de schilder dus.

Opvallend is zijn argwaan jegens ideologie en alle opgelegde kunsthistorische theorie, die hem in de weg zit. Zijn consequent volgehouden aversie is gevoed door de dubbele ervaring opgedaan door zijn afkomst. Geboren en opgegroeid zijn in Dresden in de jaren 30-40, betekent eerst de dictatuur van het nazisme doorstaan en vervolgens die van het staatscommunisme. Dat tekent iemand voor het leven. Voor Richter is ideologie niet meer dan modieuze pose. Zijn geloof? Ik geloof in niks, is zijn paradoxale antwoord.

Een aantekening gedateerd 30 mei 1985: Geen ideologie, geen geloof, geen betekenis, geen verbeelding, geen inventie, geen creativiteit, geen hoop maar schilderen zoals de Natuur doet, schilderen als verandering, wording, noodzaak, een vorm van zijn. [] Mijn schilderijen wier onmiddellijke aanleiding mijn gemoedstoestand is, mijn geluk, mijn pijn, in alle mogelijke vormen en heftigheid, tot die aanleiding niet langer bestaat. Die basale opvatting van schilderkunst is aan de orde in zijn monumentale Abstraktes Bild uit 1992.

Het is een ensemble van 120 kleine olieverfschilderijen op doek. Elk schilderij is een oefening in schilderkunst, volgens identieke sporen en toch elke keer weer anders. 120 Variaties op eenzelfde idee. Op een ondergrond van rood schildert hij los en quasi expressief in blauw, geel, groen en wit. In tweede instantie schraapt hij die kleuren deels weer weg met een paar horizontale en verticale bewegingen. Zo groeit bijna organisch binnen elk doek een eigen patroon van sporen in de verfhuid. En, geheel op zijn Richters, is ook hier sprake van een dubbele focus. De verf beweegt in het platte vlak van boven naar beneden en van links naar rechts en omgekeerd. Maar daarbij schept de verf ook een illusoire diepte door het op elkaar laten botsen van wijkende (blauw onder andere) en naderbij komende kleuren zoals wit. Richter kun je bij uitstek een strateeg noemen die zijn techniek in dienst stelt van zijn uiteindelijke bedoeling die in het medium schilderkunst ligt. Onverstoorbaar, door geen mode van de wijs gebracht. Wat hem typeert is de messcherpte waarmee de 120 doekjes aan de witte muur zijn bevestigd. Uiteraard door de museumstaf, maar het lijdt geen twijfel dat dat gebeurd is op aanwijzing van de meester zelf. Zo goed als hij ook direct betrokken is bij de inrichting van de tentoonstelling in Dsseldorf. De 120 doeken zijn in zes rijen van 20 opgehangen met exact dezelfde witte tussenruimte die daardoor gaat werken als een raster. Als een lijst eigenlijk die alles precies op de plaats houdt. Dat raster van horizontalen en verticalen heeft een pendant in de doekjes zelf. Zo precies werkt Richter. Alles wat zich in zijn werk afspeelt is gecontroleerd, het toeval heeft weinig kans.

schilderslinnen

Dsseldorf toont Richter in al zijn veelzijdigheid, als een schilder voor wie medium en techniek ondergeschikt zijn aan zijn bedoeling. Aquarellen, prenten, fotos, kunstenaarsboeken, werk in oplage, installaties, beelden, tekeningen. Bekend zijn natuurlijk zijn realistische schilderingen van stadsgezichten, landschappen, kaarsen, mensen. In Nederland heeft alleen De Pont realistisch werk van hem in bezit. Er hangen twee schilderingen van zijn zoontje Moritz, een mollige peuter in zijn kinderstoel. Een grote slab, het gezicht zo te zien vol gesmeerd met zn nutriciahapje, een lepel in de hand, stevige vetkussentjes op de armpjes zodat je n elastiekje denkt te zien waar je de pols veronderstelt. Beide dateren uit 2000. Op het kleinere doek is Moritz het duidelijkst zichtbaar. Het kind is geschilderd alsof het gefotografeerd is. Over het beeld hangt een soort voile, als in een foto die bij het nemen een klein beetje bewogen is. Richter schildert het beeld fotografisch nauwgezet en laat tegelijk zien dat het maar om een schilderij gaat, dat de verf altijd het laatste woord heeft. Nog nadrukkelijker want pasteuzer en expressiever behandelt hij Moritz op het andere doek. Het gezicht is veel meer achter de verf verborgen, in plaats van de kinderstoel zien we een fragment van het schilderslinnen. Richter is eropuit te laten zien hoe een beeld uit de verf tevoorschijn komt en door de verf ook weer weggepoetst kan worden. Alsof de schilder iets kan wat de fotograaf mist. Want om dat territoriale gevecht lijkt het te gaan.

De fotos die hij door de jaren heen gemaakt heeft, zijn verzameld onder de titel Atlas die hij in 1997 toonde op Documenta X. Het zijn gewone fotos zonder al te veel pretentie, zonder onderling verband en ook zonder enige hirarchie. Inwisselbare plaatjes die hij beschouwt als de tekening die voorafgaat aan het schilderij. Ik neem snapshots, zoals de schilders voor de uitvinding van de fotografie schetsen in de buitenlucht maakten. Het is ook bedoeld om tegen de tendens in te gaan om fotografie al te serieus te nemen. Richter werkt naar een foto van de realiteit. Of dat niet kunstmatig is? Het boeket bloemen, de foto, alles is kunstmatig. Direct een vaas met bloemen schilderen is net zo kunstmatig. Het doet er dus niet toe dat je dat naar een foto doet.

Gerhard Richter is een intelligent schilder, geen psycholoog. Het gaat hem om het beeld zoals alleen de schilderkunst dat van de werkelijkheid kan scheppen. En natuurlijk om het schilderen zelf. De basale vragen Wat zal ik schilderen? Hoe zal ik schilderen? zijn niet retorisch. In dezelfde dagboekpassage geeft hij ook zijn antwoord. t Wat is het moeilijkst omdat het de essentie is.[..] Ik begin bij het Hoe, en gebruik op die manier de verworvenheden van de techniek, het materiaal en de fysieke mogelijkheden, teneinde de intentie te realiseren. De intentie: helemaal niets uitvinden geen idee, geen compositie, geen onderwerp, geen vorm en alles krijgen: compositie, onderwerp, vorm, idee, schilderij.

Gepubliceerd in Museumtijdschrift, februari 2005




Terug naar overzicht