Schuldige schoonheid

Het Britse paviljoen op de pas geopende Biënnale van Venetië is een van de hotspots. Steve McQueen vertoont er zijn film Giardini die het park waar de 30 landenpaviljoens staan, als onderwerp heeft. De eerste commentaren in de pers zijn lyrisch over dit nieuwste werk van McQueen. Hij brengt nu eens niet de grote sensaties in beeld die bij de biënnale horen, maar alledaagse beelden die je bij voorbeeld ziet als er geen biënnale is en de honden en het onkruid er vrij spel hebben. Hij toont de andere kant van deze plek, de alledaagsheid, niet het exotische of spectaculaire, eerder het humane. In 2007 bij de vorige Biënnale toonde McQueen in het Italiaanse paviljoen zijn filminstallatie Gravesend die door De Pont in Tilburg is aangekocht en daar nu in de projectzaal wordt getoond.

Ook in Gravesend, een film die 17 minuten duurt, stelt McQueen humaniteit aan de orde. Maar op een manier die je niet in eerste instantie door hebt als je de achtergrond niet weet van wat je ziet. Wat je ziet zijn betoverend mooie beelden. Schoonheid in haar ultieme vorm. Het beeld is zo groot als de zaal. Je wordt als kijker een schitterende wereld ingezogen, een wereld die bestaat uit losse beelden, soms bewegend, dan weer stilgezet. Een geabstraheerde zwarte stroom die meandert door het grote witte vlak. Een zonsondergang boven de monding van de Thames. Gelig water dat traag stroomt over stenen. Gruis dat uit het water naar de bodem van een teil is gezonken. Zwarte handen aan het werk in close-up. Lichtvlekken op een stilstaand wateroppervlak. Een door een robot gestuurde tang die een bakje leeggiet en de kleur in dat bakje verandert langzaam maar zeker van geel naar oranje naar bruin naar zwart. De jungle. Arbeiders aan het werk in een open mijn. Klompen erts die aan stukken worden gehakt door taaie, vereelte handen. De close ups maken de beelden fysiek. Je voelt de hitte van het regenwoud, je ruikt de modder. En bij alle beelden onverwachte muziek: wat je hoort is net zo mooi als wat je ziet.

Achter al deze schoonheid zit een verhaal. Een verhaal dat door de muziek en de beelden door trilt. De plaats van handeling is het oosten van Congo, het hart van Afrika. Het gebied van de grote meren, een overweldigende natuur en, vooral, schatrijk aan ertsen en mineralen. Dat is het noodlot dat zich al meer dan een eeuw voltrekt over wat in potentie een van de rijkste landen ter wereld zou kunnen zijn. Als het land niet gekoloniseerd was geweest door België en gruwelijk geëxploiteerd. En sinds de vrijmaking rond 1960 door zijn eigen dictators en indirect dus door de westerse wereld. Waren ooit goud en koper de belangrijkste bronnen van rijkdom, nu is daar coltan bijgekomen, een mineraal waaruit tantalium gewonnen wordt dat een noodzakelijk bestanddeel is voor elektronische apparatuur. De computers die de levensader zijn van onze nieuwe economie, de mobieltjes waarmee we ons suf bellen: zonder coltan zou deze elektronica in deze vorm niet mogelijk zijn. Dat maakt het mineraal zo kostbaar en dus zo begerenswaard. Coltan betekent rijkdom en dus macht. Waar dat in de Afrikaanse praktijk toe leidt, weten we. Hoe mooi de beelden in Gravesend ook zijn, ze zijn veel minder onschuldig dan je in alle argeloosheid zou kunnen denken. Allereerst kun je de fragmenten beschouwen als een pars pro toto. Je laat een voorstelling zien van een paar doorleefde zwarte handen die een klomp hard erts stuk slaan om er de kostbare coltan uit tevoorschijn te halen. Maar zo’n beeld staat voor meer. Het graven van een mijn, de drilboren, het transport, de productie van elektronica: zo’n beeld is een fragment uit een hele keten aan handelingen. En dat geldt voor elk van de beelden uit Gravesend.

De beelden hebben ook nog een andere kwaliteit. Wat Steve wel laat zien wordt op scherp gezet door wat buiten beeld blijft. Deze beelden schockeren door de schoonheid die een dramatische lading verhult. Net als aan de diamanten uit Afrika kleeft ook aan coltan bloed, heel veel bloed. Zoals al een eeuw geleden de geschiedenis van Congo met bloed geschreven werd in de nietsontziende westerse jacht naar grondstoffen, zo is vooral coltan nu de aanstichter van rampen. Direct en indirect. De burgeroorlogen, de kindsoldaten, de gigantische vluchtelingenkampen in Goma, de verkrachtingen op grote schaal. De genocide niet te vergeten op de tutsi’s, de schaamteloze corruptie, maar ook het uitsteven van de gorilla’s.

Hij laat dat buiten beeld, en terecht. Het is de kracht van kunst om dingen niet letterlijk te tonen, maar te volstaan met de suggestie. Als dat wat je toont de noodzakelijke concentratie heeft, dan is het zichzelf voldoende. Duidelijker kan de boodschap niet zijn. Wat McQueen buiten beeld laat is wat wij weten, wat wij kunnen weten, wat wij zouden behoren te weten. Gelukkig vult McQueen dat niet verder in. Hij blijft daarmee aan de goede kant van de grens. Eroverheen zouden de mooie beelden te documentair worden, hun suggestieve kracht verliezen en waarschijnlijk onverdraaglijk moralistisch worden.

We hebben Gravesend niet nodig om te weten van de humanitaire rampen die het immense gebied rond de grote meren teisteren. Als een ramp zich aandient zien we daar iets van op het nieuws. Als de ramp maar erg genoeg is komt die wel in beeld. Voor even. Want een ander nieuwsitem dient zich aan. Onze aandacht wordt voor andere dingen gevraagd en het mededogen vervliegt. Maar de Afrikaanse werkelijkheid gaat gewoon verder, buiten beeld en ver weg. Maar het meest pregnante bewustzijn dat deze film oproept is dat de werkelijkheid waar de beelden voor staan zo ongelooflijk dichtbij is. In onze mobieltjes, in onze computers, in onze atoomcentrales.

De sociaal-politieke werkelijkheid is een constant gegeven in het werk van Steve McQueen, geboren in 1969 in Londen en afwisselend werkend in Londen en Amsterdam. Op de Documenta van 2002 toonde hij zijn documentaire Western Deep over de omstandigheden in een Zuid-Afrikaanse goudmijn. Hij ging naar Irak om het sterven van de Britse soldaten in beeld te brengen. En vorig jaar schokte zijn controversiële speelfilmdebuut Hunger de filmelite in Cannes. De film leverde hem overigens wel een Gouden Palm op. De film laat het leven zien in de Maze-gevangenis waar IRA-terroristen vast zaten met als dramatisch dieptepunt de hongerstaking in 1981 van Bobby Sands. Het was McQueens ambitie te laten zien wat zich afspeelde achter de grote politieke feiten. Om ons te laten voelen, om de menselijke kant te laten zien van een Noord-Ier die om zijn daden, voor de een die van een terrorist, voor een enkeling die van een activist die een rechtvaardig doel nastreeft, voor vele jaren achter slot en grendel was gezet. McQueen wilde laten horen, zien, ruiken en voelen hoe het was om in de beruchte gevangenis gekerkerd te zijn, in omstandigheden die niets meer van doen hadden met menselijke beschaving. Ook van die explosieve situatie toonde hij de humane kant die je niet vindt in de officiële geschiedschrijving. Maar zonder een moreel oordeel uit te spreken. Niet over de bloedige strijd, niet over het genadeloze fanatisme, niet over de Britse repressie. Een film die in je ziel greep. Net als Gravesend.

Gravesend verwijst naar het boek Heart of Darkness uit 1902 van Joseph Conrad dat in het collectieve geheugen van de Angelsaksische cultuur zit. Het is een plaats aan de monding van de Thames, inderdaad de plaats van de schitterende zonsondergang uit de film. Hier vertelt Marlow, de hoofdfiguur uit de roman, over zijn avonturen in Congo terwijl zijn schip voor anker ligt. Zijn verhaal laat zien dat de zogenaamde menselijke beschaving kwetsbaar is. De reis naar de donkere binnenlanden van Afrika is ook een reis naar de donkerste binnenkant van de menselijke geest. En dat allemaal om slechts een hoeveelheid ivoor te kunnen bemachtigen. Dat scherpe inzicht verwoordt hij, terwijl de zon in oranjegloed ten onder gaat, de toenmaals grootste en rijkste stad Londen in het verschiet ligt en donker Afrika ver weg.

Op dat snijvlak in tijd en bewustzijn bevinden zich ook de beelden van McQueens film.

Gravesend is een film met een schuldige schoonheid. En niemand die kan zeggen dat hij of zij het niet weet.

Gepubliceerd in Het Financieele Dagblad, bijlage FD Persoonlijk, 20 juni 2009




Terug naar overzicht