Gedaanteverwisselingen in veelvoud Voor het eerst sinds 1991 toen hij in het Van Abbe exposeerde, is Tony Cragg (Liverpool, 1949) weer in Nederland te zien. Museum Beelden aan Zee toont een representatieve selectie van 17 beelden, van ’80 tot nu. Cragg is nog altijd belangrijk. Zijn vernieuwende omgang met materiaal en vorm heeft een weg bereid voor veel jongere kunstenaars. In 1988 won hij de Turner Prize. Zijn werk was te zien op de Documenta (Kassel) en op de biënnales van Venetië en Sao Paolo. Hij woont en werkt in Wuppertal waar hij ook professor is aan de kunstacademie. Daar is onlangs het beeldenpark Waldfrieden geopend waar 20 van zijn beelden staan. De grote zaal van Museum Beelden aan Zee is gevuld met twaalf beelden, gelijkelijk verdeeld over de vloer. Twaalf eilanden drijvend op een neutraal oppervlak. Elk beeld zijn eigen ruimte en daarmee zijn eigen verhaal. Tony Cragg heeft als geen ander de ruimte in en om het beeld op scherp gezet. Veel minder dan we nu gewend zijn doet in zijn werk de zaal ertoe. Hij maakt geen site specific beelden, beelden die in het bijzonder voor die ene plaats gemaakt zijn en daar een directe relatie mee aangaan. Met enige overdrijving zou je kunnen zeggen dat een beeld van Toy Cragg overal kan staan. In ieder geval moet kunnen staan, als de omgeving niet al te zeer in de weg zit. De neutrale zaal in Scheveningen zit de beelden als gegoten. Zijn beelden zijn volkomen soeverein, en dat zijn ze geworden door zijn voortdurende focus op de abstracte kwaliteiten van sculptuur. Onderzoek dus naar vorm, contour, volume en massa. Dat klinkt theoretisch. Wat dit in de praktijk oplevert, laat elk beeld op eigen manier zien. Ook zijn meest recente. Wat voor hem de essentie van het beeld is, heeft hij al vroeg in zijn carrière op een verbluffend eenvoudige manier duidelijk gemaakt. Op een foto uit 1972, hij is dan amper 23 jaar, zien we hem staan op het strand van Hastings. Hij staat met de rug naar de zon die ondergaat, zo’n moment dat de schaduw groter wordt dan jezelf. We zien hem in drievoud: zijn zwarte silhouet, zijn donkergrijze schaduw en daarnaast de contourlijnen van zijn schaduw. Hij heeft dus iemand anders een lijn laten trekken langs de grenzen van zijn schaduw en is vervolgens een meter opzij gaan staan. En met zijn lichaam verplaatste zich de schaduw. Die foto is een metafoor voor het indrukwekkende oeuvre dat hij daarna zou opbouwen. En dat de beeldhouwkunst ingrijpend zou vernieuwen, samen het werk van zijn generatiegenoten Richard Long, Barry Flanagan en Richard Deacon. Maar geen van zijn collega’s is zo ver gegaan als hij. Wat die foto laat zien is zijn focus op de abstracte beeldkwaliteiten als de tegenstelling tussen open en gesloten, licht en donker, de verhouding tussen het volume van een beeld en de massa, de beweging en misschien nog wel het meest zijn gevoel voor het materiaal waaruit onze fysieke wereld is opgebouwd. Hoe onaanzienlijk het materiaal in het geval van deze foto ook was. Tony Cragg heeft in de jaren ’70 resoluut afgerekend met wat er nog bestond aan hiërarchie in het materiaal waarmee je een beeld maakt. Zijn grote voorgangers in de Britse kunst, Henry Moore en Barbara Hepworth, werkten nog vooral met materialen die hoog in aanzien stonden. Brons, graniet, marmer: kostbaar en klassiek. Voor Cragg en de kunstenaars van zijn generatie was materieel gesproken alles mogelijk. Plastic, hout, glas, kunststof, afval, gips, hout, brons. Voor hem is alles materiaal, alles om ons heen. Alleen door de materie zijn wij in de wereld en kunnen we ons tot die wereld verhouden. In die zin beschouwt Cragg zich als materialist. Jongere Nederlandse kunstenaars als Tom Claassen, David Bade en Folkert de Jong zijn op dat pad nog veel verder gegaan. Bij het eerste beeld waar je bij binnenkomst in de tentoonstelling voor staat is het al prijs. Secretions uit 1995 bestaat uit dobbelstenen, duizenden ivoorkleurige dobbelstenen met zwarte stippen. Het meest sensationele: dat beeld van grofweg twee meter hoog en twee meter lang kent nergens rust. Het toont allerlei vormen, grillig en toch met de schijn van natuurlijkheid. Alsof het vanzelfsprekend is dat een beeld dat uit louter harde, onbuigzame kleine stenen is opgebouwd ook beweegt. Visueel, voor de duidelijkheid. Het oppervlak van het beeld golft, verandert permanent van vorm, stijgt omhoog en strekt zich uit over de vloer. Alsof het kneedbaar is als deeg. Beweging dus die spoort met dobbelstenen die door hun afgeronde hoeken juist moeten rollen om helemaal toevallig tot stilstand te komen en zo het toeval tot lot verheffen. Het idee van beweging en onvoorspelbaarheid heeft hij veel verder uitgewerkt in een viertal recente profielbeelden. Op het eerste oog zien ze er klassiek uit. Solitaire beelden die rechtop staan, slank, verticaal. Waar ze spontaan aan doen denken zijn de grillige vormen die door erosie ontstaan zijn in bergwanden. Duizenden jaren water en wind die uit een bergmassief de zachtere delen weggesleten hebben en de geologische gelaagdheid bloot hebben gelegd. Cragg heeft dit gedaan met een grote stapeling van multiplex platen waaruit hij het overtollige hout heeft weggehaald met behulp van computergestuurde apparatuur. De vorm die hij overhoudt lijkt zich volledig aan visuele controle te onttrekken. Een soort grafiek met scherpe uitschieters naar boven en beneden, maar dan verticaal. Zoiets. Met een beetje fantasie kun je er ook profielen van koppen inzien. Maar de vraag waar precies een beeld van Cragg op lijkt is eigenlijk nooit interessant. Hij blijft ver van de figuratie om een beeld in alle vrijheid alle vormen te kunnen laten aannemen. Bij deze profielbeelden levert dat een enorme dynamiek op. Door de voortdurende en scherpe afwisseling van de omvang van het beeld, maar ook nog eens door het beeld van onder naar boven een spiraalbeweging te laten maken. Daardoor beweegt het horizontaal en verticaal tegelijk. Nergens vindt het oog ook maar enige rust. En de beleving van de massa manipuleert hij door de beelden een verschillend gekleurde huid te geven. Het statische, massieve, in zichzelf gekeerde zwart, het uitbundige en expressieve rood of de neutrale zandkleur van Round the block uit 2003. Die zandkleur verwijst het meest van de vier slingerende zuilen naar materie. Opvallend aan dit beeld dat uit 6 delen bestaat is dat Cragg het op een sokkel heeft gezet. Alsof hij even wil verwijzen naar een scharniermoment uit de geschiedenis van het moderne beeld, naar Rodin. Zoals Tony Cragg met zijn onderzoek naar vormen en materiaal belangrijk is voor de kunst uit het laatste kwart van de 20e eeuw, zo was Rodin 100 jaar eerder de sculpturale wegbereider voor het modernisme. Door het beeld van zijn sokkel te halen en het te gewoon op de aarde te plaatsen bracht hij kijker en beeld op eenzelfde niveau. Een beeld was niet langer een heroïsch standbeeld. Rodin maakte het beeld abstract en daarmee vrij. En Cragg, een scharnier met vergelijkbare betekenis, heeft een eeuw later die vrijheid verder vergroot. Door het te bevrijden van de hiërarchie van materialen, door een nieuwe vormentaal te ontwikkelen, door de schaal van het beeld te veranderen. In zijn twee mooiste beelden zijn materiaal en vorm overgeleverd aan het licht. Eroded Landscape (1998), van veraf een massief blok glas, hard en koud, blijkt een variërende stapeling te zijn van ontelbare gezandstraalde glazen potjes, flessen, kannen, kandelaars, vazen etc. De vormen die niet sluitend op elkaar passen laten openingen toe en daarmee een spannende ruimte in het beeld zelf. En de mooie samenval van kunstlicht en voortdurend veranderend buitenlicht laat de kleur langzaam overgaan van koel grijs, in blond en dan weer melkwit licht. Hoe langer je kijkt, hoe kwetsbaarder dit beeld. Hoezo hard en koel? Eenzelfde metamorfose ondergaat Congregation (1999), als een ankerpunt in het midden van de zaal. Een houten boot op het droge, met tal van delen kriskras naast en op de boot. Een ladder, spanen, lijmtang, haspel, scheepskist. Alles van hout. Van op afstand lijkt dit ensemble van scheepsmaterialen bedekt te zijn door harige schimmels die de vorm van de dingen bedekken met een zinderende, transparante nevel. De materiële werkelijkheid is veel banaler. Al die houten maaksels zijn bedekt met schroefhaken, in allerlei grootte. En natuurlijk van divers materiaal als aluminium, ijzer, koper en af en toe in plastic huls. Zo poëtisch kunnen haken van de Gamma zijn. Als je er maar genoeg van koopt. Gepubliceerd in Het Financieele Dagblad, bijlage Persoonlijk, 14 februari 2009 Terug naar overzicht |