Orde en chaos – privéverzameling in Brussel

De Vanhaerents Artcollection is ondergebracht in een voormalige fabriekshal uit 1926 in het centrum van Brussel, verbouwd door het architectenduo Robbrecht & Daem. 3500 m2 vloeroppervlak met beeldende kunst, verdeeld over 4 opengewerkte verdiepingen. De wanden tonen deels nog de oude bakstenen en daarmee de herinnering. Naast de centrale ruimtes zijn er vijf kabinetten voor video’s, een kathedrale zaal, een opslag en een centrale ontvangstruimte. De eerste tentoonstelling van werk uit eigen collectie heeft als titel Disorder in the house.

.

Walter Vanhaerents, bouwondernemer uit West-Vlaanderen, wil zich door zijn verzameling eigentijdse kunst tonen. Maar als persoon zou hij het liefst onzichtbaar zijn. “Het is een goede eigenschap om discreet te zijn, om openingen van tentoonstellingen niet te gebruiken om te socializen, om vooral niet op te vallen als verzamelaar. Dan doe je de beste aankopen.” Hij verzamelt sinds 30 jaar. Had daarvoor al wat, zoals hij dat noemt, lokale kunst gekocht. Hij ruilde alles in een keer in om een beeld van Lipchitz te verwerven. Met bijbetaling. Dat was het begin van wat nu een museale collectie geworden is, en die doorgroeit. Enkele namen: Ugo Rondinone, Johan Tahon, James Lee Byars, Paul McCarthy, Bruce Nauman, Thomas Ruff, Thomas Demand, Takashi Murakami, Daniel Richter.

Waarom toont u uw verzameling aan het publiek?

“Het kan nooit de bedoeling van kunst of van kunstenaars zijn om opgeslagen te worden. De collectie groeit, stapelt zich op en dat frustreert ook. Nu kan ik het werk tonen. Het is mijn droom om als verzamelaar ook curator van een expositie te zijn. Om een verband te scheppen waarin ik betekenis kan geven aan de dingen, naar mijn eigen inzicht en intuïtie. Ik hecht aan stilte en vrijheid, dus ook in een expositie.

Ik ben natuurlijk geen kunstenaar, maar wat ik met kunst doe, hoe ik het ophang of neerzet, is wel een aspect van kunst. Het is toch wel een speciaal gevoel om mijn collectie te tonen, ik voel me ook onzeker. Je toont niet alleen een deel van je collectie, je toont ook iets van je zelf en dat maakt kwetsbaar

Wat wilt u met uw eerste tentoonstelling Disorder in the house duidelijk maken?

Ik wil een interactie tot stand brengen, en dat is lastig. Kunstwerken worden niet gemaakt om met andere gecombineerd te worden. Mijn grote voorbeeld als curator is Eric Troncy uit Dyon die werkelijk alles durft te combineren. Hij heeft het vermogen spanning tussen werken op te roepen die je pas voelt als je de dingen ziet. Ik ben van nature iemand die zeer punctueel is. Dus wanorde hoort eigenlijk niet bij me. Maar ik voelde de behoefte bij het samenstellen van deze eerste expositie om een nieuwe orde in mijn collectie aan te brengen. Dat veronderstelt beweging, maar eerst ook chaos. Ik wil kunst van nu laten zien, en daar hoort onrust bij.

Er zit een duidelijke lijn in zijn aankopen. De kern, het inhoudelijke begin, is Andy Warhol, van wie hij verschillende werken heeft. Zoals met al zijn andere aankopen: vroeg gezien en op tijd toegeslagen, als iets nog betaalbaar is. Als dingen te duur worden haakt hij af. Van Warhol trekt hij een lijn naar Jeff Koons en Takashi Murakami. De geest van Warhol hangt op deze tentoonstelling: “Ik toon hem niet, ik wil dat de meester op de achtergrond blijft, ik wil alleen zijn geest laten voelen.” Hij heeft in zijn collectie ook wat hij “post-Warholians” noemt, als Cindy Sherman, Allan McCollum, Jenny Holzer.

Waarom verzamelt u?

Ik vind verzamelen een verkeerd woord. De vraag is: waarop berust mijn interesse voor kunst? Kunst is voor mij een uitlaatklep voor de harde wereld van het bedrijfsleven. Voor mij een manier om in het leven te kunnen doorgaan. Ik voel behoefte aan de sensitieve kant, naast die harde, rationele wereld waar iedereen door getekend is. Je zou het de vrouwelijke kant kunnen noemen.

Van Ugo Rondinone heb ik het meest en ook werk uit al zijn periodes. Ik kies ervoor om van elke kunstenaar meer werk te hebben. Stel je voor dat je van 100 kunstenaars één werk hebt. Dan wordt collectioneren trofeeën binnen halen. Ik ambieer om dichter bij het oeuvre, bij de inhoud te komen.

Ik voel geen bezitsdrang. Ik heb een tijdje financieel geparticipeerd in een galerie, daar heb ik geleerd afstand te doen van het verlangen naar bezit. Ik hou van onthechting, dat is belangrijker dan bezit.

Maar u koopt wel.

Ja, en ik heb altijd de gedachte gehad: ik wil er iets mee doen. Zoals nu, deze tentoonstelling in dit gebouw, door mezelf samengesteld, toegankelijk voor iedereen die geïnteresseerd is.

Laat u zich adviseren door galeries bij uw aankopen?

Ik wil volledig onafhankelijk zijn, soeverein. Ik moet volkomen open kunnen kiezen en geen onderdeel zijn van een strategie. Zoals het geval is bij Frank Demaegd van galerie Zeno X in Antwerpen die bepaalt bij wie een schilderij van Luc Tuymans terecht komt. Als een galerist mij zegt: Ik heb een werk voor u, dan antwoord ik meteen: Hou dat, ik ben oud en groot genoeg om zelf te kiezen. Ik wil nergens om vragen of bedelen, ik wil niet op een lijstje staan om in aanmerking te mogen komen voor een werk van een kunstenaar.

Ik wil, in eerste instantie, ook afstand houden tot de kunstenaar. Ik koop zijn werk, niet de kunstenaar. Het is niet goed om familiair te zijn. Want als de relatie verslechtert, hoe dan verder met zijn werk. Een slecht contact kan de visie op kunst veranderen. Iemand als Mario Merz is zo grillig, de lastigste man die ik ooit gekend heb. Maar ik hou van zijn werk en ik hoef hem niet te zien. ”

In België zijn er veel grote verzamelaars die bovendien geen aarzeling hebben om zich duidelijk als verzamelaar te afficheren.

We moeten wel. Er zijn relatief weinig belangrijke galerieën in België. Wij moeten ons internationaal oriënteren. Daarbij, wij Belgen zijn geen chauvinisten. We weten maar al te goed dat we een klein land zijn tussen grote continenten. En we zijn het centrum van de Europese gemeenschap. Dat alles maakt dat onze blik noodzakelijk ruimer is. Bovendien zijn we een volk met mercantiele eigenschappen, een volk dat geleerd heeft zijn eigen plan te trekken.

Musea voor moderne kunst hebben het steeds moeilijker. De prijzen zijn enorm gestegen en de aankoopbudgetten zijn niet mee gegroeid. Zou u bereid zijn een alliantie met een museum aan te gaan zoals dat in Nederland aarzelend van de grond komt?

Eigenlijk wel, maar in België is dat onmogelijk. Hier zien de musea de collectioneur als een onvermijdelijke last. In België is samenwerking niet mogelijk, terwijl het veel zou kunnen opleveren. 95 % van wat in mijn verzameling zit, ga je niet in musea vinden. Samenwerking zou ook iets op kunnen leveren inzake het conserveren waar particuliere verzamelaars veel problemen mee hebben. Maar goed, ik wil liever mijn eigen positie behouden als verzamelaar. Ik hoop dat ik zal blijven kunnen meegaan met de bewegingen van de tijd en van de maatschappij en de kunstenaars die er in werken

Vanhaerents Artcollection, Anneesensstraat 29, Brussel

0032.2.5115077

2 zaterdagen per maand op afspraak open voor publiek

Info: www.vanhaerentsartcollection.com

Gepubliceerd in Museumtijdschrift nr. 7, oktober 2009




Terug naar overzicht