Jan van Adrichem & Martijn van Nieuwenhuyzen Een verzameling als echo van een leven
Het interieur is een stapeling. Ze leven tussen boeken, cd’s, kunst en meubels die eigenlijk ook sculpturen zijn. Meubels van Berlage en Joep van Lieshout. In een grote kast met schuiflades de kunst op papier, een verborgen schatkamer. Vier grote schilderijen hebben ze elders opgeslagen, kleiner werk staat tegen elkaar aan op de grond of ligt op een kast. Aan de muur een foto van De Rijke/De Rooy, een monochroom van Daan van Golden, een afgietsel van een mond met peuk van Sarah Lucas.“We hebben weinig opgehangen, de muren zijn veel te hard om af en toe te kunnen wisselen. Daar hebben we eigenlijk ook weinig behoefte aan. Het is al genoeg te weten dat je iets hebt en het is ook heel plezierig af en toe in die laden te kijken.” In die kast veel vroege tekeningen van RenéDaniëls, werk van Daan van Golden en Isa Genzken, drie kunstenaars die je als kernen in hun verzameling zou kunnen beschouwen. Verder Avery Preesman, Philip Akkerman, Walter Dahn. Op een kastje naast elkaar een kleine aluminium sculptuur van Thomas Schütte, een houten Christusbeeld uit de 15e (?) eeuw en een prachtig boslandschapje van impressionist Willem de Zwart. Hun voorkeur gaat uit naar kunst die met waarneming te maken heeft, dingen die kunst worden door de blik van de kunstenaar. Het begin van hun verzameling ligt in eind jaren 70, begin 80. Toen wij begonnen was het aantal galeries in Amsterdam nog beperkt. Wij kwamen terecht bij Helen van der Meij, Art & Project en Riekje Swart, een soort kernmilieu, een kleine elite. Wij hebben van die galeries de stal gevolgd, tot ze ophielden te bestaan. De kunstwereld is sindsdien erg veranderd. De schaal is zo veel groter en mondialer geworden. We zien nu een weinig kritische markt met zoveel kunstproducenten en consumenten, en hoge prijzen die wij niet kunnen betalen. Natuurlijk, weinig is voor de eeuwigheid, maar nu wordt er wel erg veel kunst gemaakt waarvan je weet dat de houdbaarheid beperkt is. Als wij iets kopen moet het de tand des tijds kunnen doorstaan. Onze gretigheid om kunst in huis te halen wordt door dat standpunt in toom gehouden. En door hun uitgesproken idee van kwaliteit. De onlangs overleden verzamelaar Martin Visser is hun norm. Wij voelen ons geen verzamelaar, niet in de zin die voor Martin Visser geldt. De grootste collectioneur van eigentijdse kunst die Nederland gekend heeft. Die heeft heel scherp verzameld, en dus vooral ook weggedaan wat niet meer in de verzameling paste, zonder enige aarzeling. Een goede verzamelaar brengt vanuit een eigen visie op wat en vooral waarom iets kunst is grote groepen werken van verschillende kunstenaars samen. Coherente clusters, dat is wat je moet willen opbouwen. Visser had de beste dingen, heel scherp gekozen. Het gaat niet om veel, maar om goed, in die zin dat kunst geladen moet zijn met betekenissen. Hoe minder je hebt, hoe sterker het kan worden. In die reductie zit de grootste kracht. Martin Visser heeft voor ons duidelijk gemaakt wat een echte verzamelaar is. Wat hij heeft gedaan, is ongeëvenaard. Wat wij doen is iets anders. De kunstenaars van wie wij werk hebben zijn een afspiegeling van onze beroepspraktijk, en natuurlijk van de gang van het leven. Als wij dingen kopen dan doen we dat omdat we geporteerd zijn van die kunstenaar met wie we affiniteit hebben en die we in ons leven aanwezig willen laten zijn. Met de meesten zijn we bevriend. Wat wij verzameld hebben kun je zien als een particuliere echo van wat zich heeft voorgedaan in de musea waar wij hebben gewerkt of nog werken, op gepaste afstand uiteraard. Want, we beseffen terdege dat we, en dat geldt voor ons beiden, geen concurrenten willen of mogen zijn van het museum. Dat zou overigens ook helemaal niet kunnen gezien onze beperkte financiële mogelijkheden. En de schaal is ook totaal anders. Jan van Adrichem is docent aan de Universiteit Utrecht Martijn van Nieuwenhuyzen is curator bij het Stedelijk Museum Amsterdam Gepubliceerd in Museumtijdschrift, nr. 1, januari 2010 Terug naar overzicht |