een Vlaams kunstlandschap De entree van de Verbeke Foundation toont op het eerste oog als een verlaten bouwterrein. Rondslingerende balken, stenen, op elkaar gestapelde, gehavende containers, een Trabantje, het skelet van een plantenkas en wat potplanten. Ingeklemd tussen Zeeuws-Vlaanderen en de expresweg Antwerpen-Knokke, in de verlatenheid van het Vlaamse Kemzeke zou je er zo aan voorbij kunnen rijden. Dat je bij de Verbeke Foundation bent, kun je slechts opmaken uit een klein naambordje. Schijn bedriegt. De palen blijken een installatie van kunstenaar Kris Vanhemelrijck en de containers het tijdelijke atelier plus expositieruimte van Frank Castelijns. De planten verwijzen naar wat Verbeke ook is, een kwekerij. Via een vrachtcontainer bereik je een uitgestrekte, hoge kas. Schanskorven gevuld met natuurstenen verdelen de ruimte in een bookshop, restaurant en expositieruimtes. Buiten zie je de kwekerij. Hier groeit iets, dat is duidelijk. Op een terrein van 12 hectare is het verzamelaarsechtpaar Carla en Geert Verbeke iets begonnen wat je nog het beste kunt omschrijven als een kunstlandschap. De Verbekes zijn gepassioneerde verzamelaars. In de loop van de jaren hebben ze zo’n 2000 collages verworven. Nooit zo als een zelfstandig genre gepresenteerd vormt het een bijzondere collectie waarvan hier een deel in vitrines is te zien. Geert Verbeke, die ooit begon als tuinarchitect, kwam via de handel in veevoer tenslotte in de transportsector terecht. Drie jaar geleden had hij er genoeg van en vond het tijd voor zijn passie, de kunst, en die andere oude liefde, de tuin. En dus begon hij een reusachtige plantenkwekerij met daarin natuurlijk verweven de beeldende kunst. Een complex in volle opbouw en in permanente staat van verandering. Een belangrijke voorwaarde om kunst te laten floreren. De Verbeke Foundation heeft iets van een levend organisme. Zo is er een artist-in-residence-programma en elk halfjaar zal een andere kunstenaar een tentoonstelling realiseren tussen de andere ecologische bedrijvigheid door. De eerste is Martin uit den Bogaard, die ‘VIT<A>RTi samenstelde. Het totale complex omvat zo’n 24.000 m2. Behalve expositieruimtes en plantenkassen is er een viskwekerij, kippen scharrelen rond en er worden bijen gehouden. Op het menu van het restaurant staan uitsluitend zelfgekweekte producten. Het geheel moet zo veel mogelijk zelfvoorzienend zijn en de energie wordt opgewekt door een bio-gasinstallatie van Joep van Lieshout. Voor wie een nachtje wil overblijven heeft Van Lieshout een mini-hotel gebouwd in de vorm van een..... Van polyester, uiteraard. Het aardige van de Verbeke Foundation is, dat het zich eigenlijk niet in onderdelen laat benoemen. Alles hangt met alles samen. De dingen gaan als het ware ongemerkt in elkaar over. Kunst en natuur sturen elkaar in een organisch proces dat nooit af is. Een proces dat de grenzen van kunst en economie overschrijdt en leidt tot bijzondere verrassingen. Waar je in een museum nooit mee te maken hebt, maakt hier op natuurlijke wijze deel uit van het geheel. Het weer bijvoorbeeld, dat je hier bij de kunst cadeau krijgt. Regent ’t dan heb je pech, schijnt de zon dan heb je het in de kassen extra warm. Als je een conventionele tentoonstelling verwacht, is het wel even aanpassen. zweefvlieg De installatie die Jan Fabre, choreograaf, regisseur, beeldend kunstenaar, hier gemaakt heeft, kun je als model zien voor de manier waarop Geert Verbeke wil werken. Verbeke heeft een lading hardstenen grafzerken op de kop weten te tikken en die aan Fabre ter beschikking gesteld. Op de muur voor de ingang van de donkere ruimte waar de zerken schots en scheef achter elkaar liggen, heeft Fabre de namen van allerlei kunstenaars en filosofen gezet: schilders, schrijvers, beeldhouwers, Freud. Op de zerken heeft hij een steenhouwer de namen laten beitelen van dierennamen met daaronder geboorte- en eventuele sterfdata. Deze namen laten zich associëren met het werk van een van de genoemde kunstenaars. ’t Schrijverke staat voor dichter Guido Gezelle, zweefvlieg voor Panamarenko, de krabspin voor Freud. Wat hier te zien is, is maar een deel van de zerkinstallatie van Fabre. De andere helft is nu te zien in Venetië en gaat daarna naar het Louvre. Wat hier terechtkomt, schiet wortel en verbindt zich met het bestaande. Dat is voor het plantaardige bewind niet anders dan voor de beeldende kunst. Een natuurlijke verbinding van toeval en toeleg, van opportunisme en regie. Met als consequentie dat je anders kijkt naar de kunst die je tegenkomt. De geïsoleerde, zorgvuldig opgebouwde en inhoudelijk afgewogen presentatie die we in een museum mogen verwachten, is niet aan de orde. Hier moeten beelden en installaties een relatie aangaan met olijfbomen, palmen, citroenbomen, vijgenstruiken, vissen, vogels. Dat schept nieuwe betekenissen. Het werk van Maartje Korstanje, bijvoorbeeld, krijgt in deze context ineens iets robuusts en dreigends. Bij de presentatie van haar werk in het kader van de Prix de Rome, waar ze tot de acht finalisten behoorde, toonde haar sculptuur zich als een maaksel, fantasierijk maar ook wat lieflijk geknutsel. Alsof er geen echte betekenis op gang wilde komen. Alsof er iets uitgeschakeld bleef dat tot leven gewekt moest worden om een eigen verhaal te kunnen vertellen. Ineens, in deze volkomen andere omgeving, zie je wat haar werk te bieden heeft. Juist op een plaats waar alles groeit en bloeit, waar neutraliteit ver te zoeken is, vindt haar grillige bouwsel natuurlijke bondgenoten en krijgt het een bepaalde rauwheid. Bij Berlinde Debruyckere zie je het omgekeerde. De glanzende kadavers van paarden, de metamorfose van leven en dood, zijn in het neutrale museum, waar je dieren op ware grootte niet meteen verwacht, indrukwekkend en dreigend, shockerend bijna. Hier zijn ze bijna achteloos neergehangen, in de taal van de omgeving, een geval van mimicry. Het gezicht van de dood gaat over in aanraakbare schoonheid. superbastaard Het meest vanzelfsprekend op zijn plaats is hier Koen Vanmechelen met zijn kippen. Voor zijn Cosmopolitan Chicken Project is het domein van Verbeke een biotoop. Hier verwacht je kippen, en dan pas kunst. In het Centraal Museum in Utrecht, begin dit jaar, was dat precies omgekeerd. Daar liepen zijn kippen rond in de steriele, witte ruimtes. In het museum was dat nooit eerder te zien, te horen en te ruiken, het gekakel van levende kippen. Vanmechelen heeft een programma ontwikkeld voor het fokken van kippenrassen waarbij hij uiteindelijk wil komen tot die ene kip die alle genetische kwaliteiten van alle kippenrassen ter wereld in zich verenigt. Je zou dat een metafoor van de mondialisering kunnen noemen. En daarmee ook een metafoor van de mens. Door het openleggen van de wereld ontstaat er langzaam maar onafwendbaar een vermenging van mensen die genetisch tot net zoiets zal leiden als de kosmopolitische kip van Koen Vanmechelen. Hij is in 2000 begonnen met een kruising van de culinair befaamde Poulet de Bresse en een Mechelse Koekoek. Het resultaat, een bastaard, is verder gekruist met rassen van over de hele wereld. Zoals internet een virtueel netwerk over de wereld spant, ontwikkelt Vanmechelen een stelsel van genetische lijnen die samenkomen in zijn ene superbastaard. Koen Vanmechelen maakt een interessante verbinding tussen kunst, natuur en wetenschap. Van elk van de bastaardrassen die hij tot nu toe ontwikkeld heeft loopt hier in een van de grote, goed verzorgde hokken een exemplaar. De kip als draagster en als resultaat van een idee wordt zelf een kunstwerk. Waar is ze beter thuis dan bij de Verbeke Foundation waar beeldende kunst, planten, vissen, kunstboeken en restaurant een natuurlijke andere wereld vormen. Gepubliceerd in Museumtijdschrift, september 2007 Terug naar overzicht |