Helen Verschuur:
In plaats van vakantie Schilderijen van Norbert Schwontkowski, Douglas Perez Castro, werk op papier van Tom Heerschop, Lucebert. Dat duidt op trouw aan een galerie, in haar geval Metis in Amsterdam. Af en toe heeft ze ook gekocht bij een Duitse galerie, de tekeningen van Friedrich Einhoff bij voorbeeld waarmee haar verzameling begon. “Voor mij is het belangrijk dat ik hen als mens sympathiek vind. Bij sommige galeries denk ik: hoe kan dit, zulke mooie dingen en zulke onsympathieke mensen die mij iets proberen te verkopen. Soms word je zelfs getaxeerd of je wel de moeite waard bent, of je geld zult achter laten. Afschuwelijk. Ik heb het wel eens getest: met een eenvoudig kloffie aan word ik anders benaderd dan wanneer ik chic gekleed ben. Ik wil altijd in een galerie kopen, daar kan ik vrijer spreken. Voel me onvrij in een atelier, ik kan tegen een aardig mens moeilijk nee zeggen. Een kunstenaar om korting vragen? Dat vind ik zo rattig. Een galeriehouder vraag ik dat overigens ook niet. Te gênant. Maar ik kan tegen de galeriehouder wel zeggen: ik betaal later of in termijnen.” De grote kamer van het appartement gevuld met tafels en stoelen. Met vrienden eet je, kunst en gastvrijheid zijn belangrijk. Alles wat ze heeft, hangt aan de muren, zonder enige esthetische ordening “Ik kan zelf niet boren, dat moet ik dus na elke aankoop vragen aan de huismeester, die er helemaal geen gevoel voor heeft. Elke keer heb ik ruzie met hem. De kamer hangt nu trouwens wel erg vol, dus nu gaan de logeerkamers eraan. Ik zie iets en ik wil het hebben, impulsief dus. En wat ik koop moet hangen, ik moet het kunnen zien. Dus heb ik geen opslag, zoals ik ook geen spaarbankboekje heb.” Haar kunst toont een herkenbare wereld, bijna altijd met mensen, maar wel gesloten. “Iemand zei eens: alle werk is zoals je zelf bent, oesterig. Je vertelt van alles, de hele tijd door, maar uiteindelijk kom je niks van jou te weten. Ik hou van tekenachtige schilders en van poëtische tekeningen. Wat ik heb spiegelt het leven, dus ook dood, frustratie, eenzaamheid. Wat een mens zoal mee kan maken, normaal dus. Maar inderdaad, ik heb nog geen tekening van een lachende mens. Eerst zie ik de grote lijnen en dan pas de verhalende details. Maar dat is geen artistieke verdienste. Ik heb dubbelfocus lenzen, de details zie ik in eerste instantie niet. In de galerie zie ik het vager, alleen de kleur en de compositie. Kom ik thuis, doe ik andere lenzen in, dan pas zie ik het verhaal. Het vroege werk van Douglas is typisch van een kleurling, een blanke Europeaan zou dat nooit zo doen. Ik ben zelf van Surinaamse afkomst, maar etnische kunst wil ik eigenlijk niet. Kleurlingen moeten het van mij altijd beter doen, ik ben bang dat ze een fout maken. Ik wil ook die folklore niet zoals in het werk van Chéri Samba. Overigens is het wel vreemd dat van blanke kunstenaars nooit wordt gezegd dat ze folkloristische kunst maken.” “Ik ben van nature sober. Als ik kunst koop, kan ik andere dingen niet doen, soms dus ook niet naar de schouwburg. Kunst is een vaste post in het huishoudboekje. Eerst de vaste lasten en het eten, dan de kunst. Ik mag van mijn galerie in termijnen betalen. En ik werk wat bij voor de kunst. Als ik m’n nichtje bel of ik niet kan oppassen, roept ze al: ga je weer kunst kopen. Als ik moet kiezen tussen vakantie of kunst, kies ik dus voor kunst. Vakantie hoeft niet zo nodig. Vriendinnen snappen dat helemaal niet, maar ik heb altijd dat dwangmatige verlangen gehad om kunst te kopen.” Helen Verschuur is filosoof Gepubliceerd in Museumtijdschrift nr. 3, april 2009 Terug naar overzicht |