Veel zeggen met weinig verhaal

Het is verrassend te zien wat de schilder Jan Andriesse bij elkaar heeft getekend. In De Pont in Tilburg toont hij de oogst van dertig jaar tekenen, van dertig jaar kunstenaarschap waarin de schilderijen altijd de aandacht naar zich toe hebben getrokken.

De tekeningen hangen in de wolhokken aan de lange zijde van De Pont. Bijna allemaal klein van formaat en dus op hun intieme plaats in die relatief kleine kamers. Hier kun je ze van heel dichtbij zien, weliswaar achter glas, maar toch. Het werk op papier is geordend naar sfeer en thematiek; zo wandel je door een oeuvre dat de heel verscheiden neerslag is van altijd blijven tekenen.

Voor wie vooral Andriesses bekende iriserende regenboogschilderijen op het netvlies draagt, zijn het de oudste tekeningen die het meest verrassen. Het zijn nog redelijk academische weergaves van koppen van mens en dier, of wat meer vrije vormexperimenten. Alleen het papier al: klein en bruin, hier en daar slordig afgesneden. En dan het stevige potlood dat vooral stevige contourlijnen neerzet. Lijnen die er meteen staan en daardoor niet alleen een vorm maken (een bolle kaaklijn bijvoorbeeld) maar ook, van de andere kant gezien, de leegte afbakenen. Echte lijnen zijn zowel vorm als grens.

Uiteindelijk beland je bij de tekeningen van het licht, vooral dan het licht dat op het wateroppervlak spiegelt. Aan de Amstel heeft Andriesse een woonboot die dient als tekenatelier. Als je daar zit, benen onder de waterspiegel, het oog er net boven, dan zie je het licht vlak voor je vloeien en druipen, stralen en stromen. Die sensatie komt terug op tientallen kleine bladen papier.

Al heel in het begin is de relatie te zien tussen Andriesses tekeningen en schilderijen, zonder die tekeningen overigens te degraderen tot enkel voorstudies. Onder de naam The same and the other toont hij een groot doek uit 2006 en tekeningen uit 1981. Het grote, staande doek is een echte Andriesse. Een witte, strak geschilderde diagonaal van linksboven naar rechtsonder, linksonder een grijze kubus. Die geometrische vormen liggen in een beeld dat met herkenbare penseelstreken grijsgeel is geschilderd. Die sporen van de kwast doen het oppervlak pulseren en roepen een fysieke beweeglijkheid op die de scherpe abstractie van de vormen tegenwicht biedt.

De tekeningen, 25 jaar ouder, gaan meer over het zoeken. Ze tonen de diagonaal staand of liggend en in verschillende omvang. Over dat soort nauwkeurigheid gaat het.

Als je Jan Andriesse een schilder van het licht wilt noemen — wat vaak gebeurt — dan toch van licht en ruimte die samengehouden worden door de wiskundige vormen die achter de zichtbare werkelijkheid schuilgaan. Daar is hij ongelooflijk precies in. De titel die hij aan een muurtekening meegeeft, is typerend: vierkant, gulden snede, v5, driehoek van Kepler, vijfhoek, de tegel van Penrose. En de diagonaal in The same and the other blijkt volkomen gelijk van oppervlakte te zijn als de op het oog veel kleinere kubus. Zo’n spanning tussen vorm en waarneming (of in Platonistische termen: tussen ideaal en werkelijkheid) maakt het werk van Andriesse zo delicaat.

In hetzelfde wolhok als The same and the other hangt een heel vroege tekening van twee driehoekjes met de punt naar elkaar toe. Ze zijn ruw getekend met blauw kleurkrijt, eromheen staan een paar potloodlijnen. De driehoekjes zijn bijna eender, maar toch, de rechter komt als het ware naar voren, terwijl de linker naar achter wijkt. Zo ontstaat er tussen die twee een lastig te verklaren verschil in ruimtelijkheid en beweging.

Zo weinig vorm maar wel heel pregnant, zo weinig verhaal en zo veel betekenis. Dat is een echte tekening. Zoals alle tekeningen van Andriesse, die daarom net als zijn werk op doek tijd en aandacht vragen. Andriesses werk is als een uiterst traag stromende rivier die voortgaat in tijd en ruimte en waarvan de loop alleen met het geduldige, geconcentreerde oog waarneembaar is.

Gepubliceerd in Het Financieele Dagblad, bijlage Persoonlijk, 7 oktober 2006




Terug naar overzicht