Vroeger een weiland

Door Frits de Coninck

Wie een overzicht wil hebben van wat in de laatste decennia aan beelden is gemaakt in Nederland moet nu naar Zwolle. Naar de Anningahof. Ex-bankman Hib Anninga heeft daar de voorouderlijke boerengrond herschapen tot park, onder andere bedoeld om daar elk jaar de ruimte te geven aan de beeldhouwkunst. Met kunstliefde, toewijding en werklust en niet te vergeten de artistieke hulp van voormalig galeriehouder en vriend Ben Loerakker doet hij dat nu voor de vijfde keer. 176 beelden zijn er in totaal te zien, van 84 kunstenaars die hij nagenoeg ook allemaal persoonlijk kent. Want zowel de beelden en de kunstenaars als Anninga moeten zich bij elkaar thuis voelen. Zo ontstaat een tijdelijk podium waarop ruimtelijke kunst zich toont aan liefhebbers én kopers. Want de Anningahof is net zo goed een beeldenpark als een openluchtgalerie. Wat je hier ziet, zou je mainstreamkunst kunnen noemen. Veel van de ruimtelijk werkende kunstenaars uit Nederland die ertoe doen, zijn er. En vooral van alles wat. Niet het klassieke, kunsthistorische overzicht dat je bij voorbeeld in het Kröller-Müller Museum mag verwachten, maar ook niet de meest experimentele kunst. Ook geen videokunst dus. Hier zie je een goede doorsnee van wat Nederland aan beeldende kunst in de ruimte te bieden heeft. Er is veel verhalende kunst. Zoals de eenzame beelden van Henk Visch, de realistische mensen van Paul de Reus, de kruiperige Loverboys van Nicolas Dings. Het sprookjesachtige, dat op het ogenblik niet weg te denken is uit de kunst, zien we in de bastaardhond van Caroline Coolen, de fabeldieren van Theo Schepens en de gedroomde helden van Luk van Soom, die overigens uit België afkomstig is. Uit de wereld van de fantasyfilms komen de machokrijgers van Hans van Bentem, de geharnasten van Hans van Ham en de robot van Bastienne Kramer. En er is — uiteraard — veel formeel-abstracte kunst die het beeld onderzoekt op vormelijke kwaliteiten en zijn verhouding tot de ruimte waarin het functioneert. Want dat is een stroming die een constante is in het landschap van de Nederlandse kunst. De oude meester André Volten behoort daartoe en ook kunstenaars als Arie Berkulin, Sjef Voets en Simcha Roodenburg. Maar als je deze vijfde editie van de beeldenmanifestatie een overzicht noemt van beelden in Nederland, dan ontbreken er toch ook enkele markante namen. Folkert de Jong bijvoorbeeld, die vorig jaar wel met een werk aanwezig was, Joep van Lieshout en Mark Manders, juist drie kunstenaars die het in het buitenland heel goed doen. En van de oude meesters natuurlijk Leo Vroegindeweij, Peter Struijcken en Carel Visser, de peetvader van beeldhouwend Nederland.

Onnatuurlijk wit konijn

Het ensemble in de Anningahof klinkt als een toevallig samenraapsel. Maar dat is het dus niet. De beelden zijn op hun eigen kwaliteit gekozen en in het park geplaatst. Ieder op zijn zorgvuldig overdachte eigen plek, elk met eigen kansen. Schelpenpaden, beukenheggen, vijvers en poelen, heuvels, terrassen, gladgeschoren grasvelden en aan het vrije spel van de natuur overgelaten stukken grond, met bomen en struikgewas. Dat is het podium waar de beelden een relatie mee aangaan. Er zijn beelden die de ruimte domineren, richting geven, aandacht vragen. De twee reusachtige houten staketsels van Simcha Roodenburg bijvoorbeeld, die samen een enorme zichtlijn construeren en boven alle andere beelden uit reiken. Her en der staan de vertellers van Luk van Soom. En waar je ook loopt en kijkt: overal zie je het grote witte kunststof konijn van Tom Claassen net boven de heggen uitsteken. De grote maat van het beeld verkleint de maat van de heggen en het volkomen onnatuurlijke wit hecht zich zo aan je netvlies dat je het nergens niet kunt zien. Zo wordt een te groot en te wit konijn een pièce de résistance dat in het hele park meespeelt. Het park dat ook moeilijk kan zijn voor sculpturen. Zoals Knielend van Sjef Voets aantoont. Het staat tegenover een ongecultiveerd veld waarvan de begroeiing te hoog is en de afmeting te groot voor het werk, dat naar beneden gedrukt wordt en verloren raakt. Voets’ mooie Alter Ego daarentegen, een beeld met vrouwelijke plasticiteit en mannelijke weerbarstigheid, staat soeverein aan de andere kant. De vlakte kan dat duidelijk wel aan en blijft overeind. Opmerkelijk aan de manifestatie in de Anningahof is dat hier geen dwingende hand van een curator voelbaar is. Hier staan de beelden in de spotlights, niet de theorie van een curator. Een vergelijking met twee andere grote beeldenmanifestaties dringt zich op. De Lustwarande in Tilburg is zo’n gebeurtenis die bedacht is door een curator die een verhaal wil vertellen. En daar beelden bij zoekt. In het stadsbos van Tilburg ontstaat zo een doorlopend sprookje dat een belevenis wil zijn. Kunst als evenement, kunst als sfeerschepper, en in dit bos wordt dat zoiets als de Efteling. Het verhaal van de curator, een aantal sterke beelden ten spijt. Want wat die op zichzelf zouden kunnen zijn, is ondergeschikt aan wat de curator wil bedoelen. En zo schuift de curator tussen kunst en kijker. Sonsbeek in Arnhem is een duidelijk ander geval. Het thema dat curator Anna Tilroe gekozen heeft, is veel algemener en abstracter en meer behorend tot het natuurlijke domein van de kunst. Het verlangen naar grandeur — elk beeld vertelt daar zijn eigen verhaal over. De curator is organisator, initiator, stimulator en treedt daarna bescheiden terug in de coulissen. In vergelijking daarmee is de Anningahof van een eenvoudig soort neutraliteit. En dat is ook wel eens weldadig. Lever de kunst maar eens aan zichzelf over. Laat de beelden een interactie aangaan met hun nieuwe omgeving, met de kijker en vooral met elkaar. Het is de ambitie van Hib Anninga om elk jaar een goed overzicht te tonen van wat er in Nederland aan kunst in de ruimte gaande is. Van begin af aan heeft hij onderscheidend willen zijn ten opzichte van de circa honderd (!) beeldentuinen die ons land inmiddels telt. Nu kun je deze Anningahof niet echt een tuin meer noemen. Dit is een park van bijna 6 hectare dat hij heeft ingericht op wat vroeger weiland was en waar zijn vader de koeien liet grazen. Uit de omgeving heeft hij bomen die anders in de gemeentelijke versnipperaar terecht zouden komen, laten verplaatsen naar zijn domein. Met behulp van een landschapsarchitect heeft hij zo van een grote tuin een beeldentuin gemaakt en uiteindelijk een openluchtmuseum voor beeldende kunst met een galeriefunctie. De meeste beelden zijn te koop. Anninga regelt dat met de kunstenaars. Hijzelf betaalt het transport en de verzekeringspremies. Veel kunstenaars willen hun werk hier graag tonen. Het is een mooie kans om hun beelden in de openbare ruimte te laten functioneren, een ruimte die onder toezicht staat. Daarbij, het is een expositie die een halfjaar duurt en dus aan de vluchtigheid van het galerieritme kan ontstijgen. En wellicht het allerbelangrijkste, voor monumentale beelden is in een galerie nooit ruimte, daarvoor is de weidsheid van een buitenexpositie de enige juiste biotoop.

Rampeiland

Het mooiste in de Anningahof, het meest monumentale beeld, het beeld dat als geen ander de omgeving definieert, staat in de uiterste hoek van het domein. Alsof het zichzelf voor het laatst wil bewaren. Je moet er moeite voor doen, maar dan krijg je wel een verhaal voorgeschoteld. Het gaat om de groep Hangende mannen van Tom Claassen, een installatie uit 2003. Tegenover elkaar staan twee ruwhouten galgen waaraan twee keer drie mensfiguren bungelen. Aan een touw opgehangen, verweesd, vergeten, overgelaten aan weer (regen natuurlijk) en wind. Elk van de figuren bestaat uit zes delen die de breedte hebben van de ontschorste stammen waarvan ze gemaakt zijn. Een massief blok als kop, een romp en de vier ledematen van dunnere bomen. Primitief gehakt en gezaagd en verder onbewerkt. De galgen staan op een stuk van het park waar de natuur haar gang mag gaan, alsof deze houten lijken buiten ons systeem zijn gevallen. Cultuur kun je deze sporen van een executie inderdaad niet noemen. Deze plaats is desolaat. Een rampeiland in onze gecultiveerde wereld. In de verte scheuren de auto’s over de snelweg, is een industrieterrein zichtbaar dat ineens niets menselijks meer heeft en waarvan een fabriekshal nota bene getooid is met de naam Ferm, in vette kapitalen op de gevel. De ranke rietsigaren die uit de nabije sloot oprijzen, staan als stille getuigen bij dit beeld. Dat verderop nog wreder wordt, want daar in het ongeschoren gras ligt een zevende houten lijk. Ontsnapt aan de moordpartij? Prooi voor de dieren? Dit is een plaats van onheil waar niets of niemand nog onschuldig is. Armando zou dit een schuldig landschap noemen. Allemaal teweeggebracht door een beeld dat bij de strot grijpt.

Landgoed Anningahof Open t/m 26 oktober, in Zwolle Info: 038-4534412 of www.anningahof.nl

Gepubliceerd in Het Financieele Dagblad, bijlage Persoonlijk, 30 augustus 2008




Terug naar overzicht