De wereld van de stad

Talisman, een beeld uit 1993, staat als een wachter aan het begin van de tentoonstelling, in een eigen ruimte, afgescheiden van de rest. Het tekent het belang van dit werk als een omslag in zijn kunstenaarschap. David Batchelor (Dundee, 1955) besloot in 1993 het platte vlak in te ruilen voor ruimtelijk werk. En wat minstens zo belangrijk was, hij ontdekte de kracht van de kleur, in samenhang met het object dat de kleur zichtbaar maakt. Kleur en object, twee sporen die leiden naar de wereld van de stad.

Talisman is een relatief kleine installatie: een monochroom roze geschilderde plexiglazen plaat die leunt tegen een constructie van afvalhout en een gevonden houten ornament. Het glossy kleurvlak en de doorleefde rauwheid van hout met een geschiedenis: groter kan het contrast niet zijn. En beide kanten doen ertoe. Vandaar dat de installatie niet te beschrijven valt in termen als voor- en achterkant. Dat onderscheid suggereert een verschil in belangrijkheid, en dat is volkomen strijdig met Batchelors opvatting. In een beeld van Batchelor doet alles ertoe, zelfs de stekker die nodig is voor het licht dat de kleur zichtbaar maakt. Want zonder licht geen kleur. Met Talisman heeft David Batchelor een billboard willen maken dat vrij in de ruimte staat en waarbij de ene kant op geen enkele wijze verraadt hoe de andere kant eruit ziet.

Wat Batchelor in zijn werk zoekt is dat specifieke spectrum van kleuren die eigen zijn aan de stad. Kleur in welke vorm dan ook: geschilderd, als lichtprojectie of als readymade. Kleuren nemen wij gewoonlijk waar in combinatie met het materiaal dat de kleur draagt. Wij zijn daar zo aan gewend dat we veel kleuren ook zo benoemen. Hemelsblauw, citroengeel, aquamarijn, staalblauw, zalmroze, olijfgroen, om een paar voorbeelden te noemen. Batchelors kleuren zijn niet zo fysiek te benoemen. De kleuren die hij gebruikt zijn lichtprojecties en bijgevolg veel minder grijpbaar. Een kleur van Batchelor laat zich niet vangen in een benaming die naar iets natuurlijks verwijst. Hij wil de kleur veel meer “disembodied” zien, losgemaakt dus van de fysieke vorm en van het materiaal. “See them as colours, before seeing them as objects”, het object is voor hem dienstbaar aan de kleur.

Maar zo abstract als dit op het eerste oog klinkt is zijn werk niet. De kleuren die zich zo lastig aan substantie lijken te hechten worden geprojecteerd vanuit objecten die door en door materieel en concreet zijn. Petflessen, scooterbanden en transportkaretjes zijn net zo gemakkelijk beelddrager als lichtbakken, buizen of stukken afvalhout. Dat maakt de installaties van Batchelor zo onmiskenbaar fysiek aanwezig in de museumzalen.

Zijn objecten, maar ook de schilderijen en tekeningen wortelen in de wereld van de moderne stad, in zijn geval Londen. Een tentoonstelling van David Batchelor is als lopen door de nachtelijke stad, en liefst door de sleetse buurten. In het donker lichten de reclames op die van veraf gezien nog geen tekst prijsgeven maar kleurvlek zijn, reflecteert het stadslicht in het natte asfalt, klontert het licht van koplampen samen tot een efemere nevel, transformeren oude muren in het schijnsel van straatlantaarns tot abstracte rechthoeken en zijn woonhuizen alleen nog zichtbaar door de verlichte vensters. En de lichtboxen in verschillende van zijn werken zijn afgeleid van de helverlichte etalages die de wandelaar in het avondlijke donker van grote afstand lokken.

kleurfobie

De tentoonstelling in Den Haag, zijn eerste overzicht in een Nederlands museum, is vernoemd naar Magic Hour, een grote installatie uit 2004/2007. Het werk reikt van vloer tot plafond en is daarmee een van de grootste op de tentoonstelling. De positie van de toeschouwer is beslissend voor de waarneming en de beleving. De installatie bestaat uit een stapeling lichtbakken waarvan je alleen de achterkant ziet. Sta je als kijker te dichtbij dan zie je vooral de techniek van de installatie, het object. De kleuren die de lichtbakken op de muur reflecteren worden weggedrukt door de rauwe achterkant van de techniek. Maar is de afstand tot de installatie groter dan valt alles samen in een beeld waarin de lichtbakken en kabels één donkere massa geworden zijn die het contrast aanscherpen met de kleuren die er als een aureool omheen stralen. Geel, rood, blauw, groen, oranje-geel en paars degraderen de stapeling lichtbakken tot louter drager, een noodzakelijke voorwaarde om te kunnen stralen. En de kleuren stralen grenzeloos, ze treden letterlijk buiten de lijnen van de drager. Daarmee legt Batchelor een verbinding met een van de topstukken uit de collectie van het Gemeentemuseum, Victory Boogie Woogie van Mondriaan. Op de site van het Gemeentemuseum en op ArtTube is voor de duur van de tentoonstelling een filmpje te zien waarin hij vertelt over Magic Hour en de relatie die het in zijn opvatting heeft met Mondriaans werk.

Wat zo’n filmpje ook duidelijk maakt is de veelzijdigheid van David Batchelor. Je ziet de beeldend kunstenaar als beschouwer van zijn eigen werk in relatie tot de kunstgeschiedenis of, meer in het algemeen, van de betekenis van kleur in onze westerse cultuur. Daarover heeft hij in 2000 een interessant boek gepubliceerd met de ironische titel Chromophobia. Hij beschrijft daarin de westerse kleurfobie, dat wil zeggen de vrees die in zijn ogen bestaat voor vermenging van kleuren. Wat afwijkt van de zuivere kleur en van de strenge kleurtheorieën wordt al vlug als minderwaardig beschouwd, als cosmetisch, primitief, oppervlakkig. Het dieptepunt voor hem is de terreur van het wit sinds in de jaren zeventig toen het minimalisme de kunst ging domineren. Wit als onderdrukking van kleur, als een vorm van superieure neutraliteit, precies het tegenovergestelde van wat Batchelor oproept in zijn installaties. Het leven is niet neutraal, en de kunst evenmin. Zoals de kleuren bij hem zich niet laten persen in het keurslijf van de vorm, zo vindt hij dat de kunst grenzen moet overschrijden, ook die van de klassieke genres. Hij is schilder die tegelijk op het platte vlak en in de ruimte werkt. Daarin is hij naar eigen zeggen vooral geïnspireerd door de Amerikaanse pop artkunstenaar Robert Rauschenberg, die hij bewondert om zijn gebruik van onconventionele materialen in zijn schilderijen, zoals foto’s, teksten en objecten die het dagelijks leven opriepen in het New York van de jaren zestig. Het zijn diezelfde onaanzienlijke, tamelijk banale kanten van het stadse bestaan die Batchelor wil oproepen. Niet de 'highlights' waar alles volgens efficiënte economische regels is geordend, maar een oude straat als Brick Lane in Londen of een slonzige supermarkt. Wat hij daar vindt gebruikt hij als readymade waarin de hartslag van het dagelijks leven voelbaar is. Kunst is wat je vindt op straat, en zo ziet Batchelor ook de verf die hij in zijn werk gebruikt. Niet de verf uit een tube, niet de kleur die past binnen de rigide academische kleurschema’s. Hij werkt met wat in de winkel beschikbaar is, gewoon verf uit een bus.

Als de kleur maar straalt en ongrijpbaar is, dat is waar het hem om gaat. Maar wie alleen dat ijle, gekleurde licht ziet, zou makkelijk in de verleiding kunnen komen de installaties van Batchelor een spiritueel of mystiek effect toe te dichten. Zulke triviale zaken als elektriciteitsdraad, petflessen, scooterbanden of een stekker halen de kijker vlug uit de droom. Het werk van Batchelor heeft net zo weinig met spiritualiteit te maken als de morsige straten van een Londense volksbuurt.

Gepubliceerd in Museumtijdschrift, 2012




Terug naar overzicht