Grensoverschrijdend
de strategie van Sophie Calle

Sophie Calle is de grote afwezige op een tentoonstelling die uitsluitend over haar zelf lijkt te gaan.

door Frits de Coninck

Een ontmoeting in de trein naar Vladiwostok, een op straat gevonden adresboekje, het doodsbed van haar moeder, een geldautomaat, een e-mail van een ex. Het materiaal voor haar kunst vindt Sophie Calle (Parijs, 1953) in het publieke domein, het gebied van de menselijke relaties. Alles wat ze tegenkomt in haar dagelijks bestaan kan drager zijn van een idee. De Pont toont een selectie uit dertig jaar werk en als de tentoonstelling iets duidelijk maakt dan is dat de spanning tussen het intieme en het publieke. In haar installaties maakt zij het persoonlijke algemeen, het intieme abstract. Zo slaagt ze erin om zichzelf aan de orde te stellen en tegelijk te verdwijnen achter het idee. Sophie Calle is de grote afwezige op een tentoonstelling die uitsluitend over haar zelf lijkt te gaan Ze is een ijle schaduw in haar eigen universum.

intiem

Haar oudste werk op deze overzichtstentoonstelling, The Sleepers uit 1979, is min of meer bij toeval ontstaan. Een vriendin die niets anders te doen had, vroeg Calle of ze in haar nog warme bed mocht liggen, om verder te slapen. Calle moest kennelijk vroeg op. Dat bracht haar op het idee van een bed dat continu beslapen zou worden. Ze vroeg 24 mensen, vrienden, kennissen maar ook vreemden, om acht uur in haar bed te liggen. De een na de ander, een estafette van acht dagen. En, zonder de lakens te verschonen. Het bed kreeg de kans niet om af te koelen. Tot haar verrassing was vrijwel iedereen er meteen toe bereid. Een enkeling informeerde vooraf naar haar bedoelingen, wilde er althans zeker van zijn dat het veilig was. Het enige wat Calle bedong was dat ze er op een stoel enige tijd naast zou zitten en foto’s en korte aantekeningen zou maken van wat ze zag en hoorde. Het resultaat hangt aan de wand. En al kijkend en lezend gebeurt het. De tekstjes worden steeds minder die van de kunstenaar zelf; het is alsof ze langzaam verdwijnt achter de woorden, die de onze worden. Alsof wij het zelf zijn die daar naast het bed zitten en kijken. En de slapers? Die krijgen geen naam, ze blijven wat ze zijn: anonieme spelers in het spel van de afwezige Sophie Calle. Het oog van de camera wordt ons oog, de woorden worden onze woorden en de slapers zijn dragers geworden van onze eigen gedachten en associaties. Het bed, de intieme schuilplaats van Sophie Calle en haar 24 opeenvolgende slapers, wordt ons bed. Dan ben je bij de gevoeligheden waar Calle op aan stuurt. De ongemakkelijke vraag naar de hygiëne van niet vervangen lakens, het schurende gevoel van gedeelde en toch niet te delen intimiteit, het bed waarin je dagdroomt of bezocht wordt door nachtmerries, waar je de liefde beleeft of de pijn van het baren. Het bed als plaats van rust en overgave, de veilige plek waar je letterlijk en figuurlijk bloot bent. En dat allemaal teweeg gebracht door ogenschijnlijk knullige fotootjes en eenvoudige, bijna huishoudelijke observaties. Maar trefzeker in hun boodschap.

Beeldend kunstenaar Sophie Calle vindt haar materiaal in de relaties die ze aangaat met de mensen om haar heen. In de meeste gevallen zonder dat die daar zelf voor kiezen. Die ogenschijnlijk toevallige manier van werken is wat de Fransen dérive noemen. Het is het rondlopen zonder doel, in de stad bewegen zonder iets te zoeken. Een vorm van dolen in de sociale omgeving, niet volgens plan maar wel gespitst op wat op je pad komt. Bij toeval, als je dat nog zo kunt zeggen. Sophie Calle is uit op de overgave aan onverwachte ontmoetingen. Als het toeval haar begunstigt, grijpt ze haar kans om zo’n ontmoeting of gebeurtenis in te kaderen, te analyseren, vorm te geven. Waarom? Om wat onderhuids en daarmee onzichtbaar gebeurt voelbaar te maken. Om de zenuwen van de leegte te raken. Calle zoekt de uithoeken op van de ziel, plekken waarvan we weten dat ze er zijn maar die we soms liever niet willen kennen. Te kwetsbaar, te intiem, en soms ook te ongemakkelijk.

privacy

Calle overschrijdt soms de grenzen in het intermenselijke verkeer die we zo graag zeggen te respecteren, tot de nieuwsgierigheid toeslaat en de morele grenzen stiekem even niet gelden. Zoals in haar installatie The Address Book uit 1983. Weer dat toeval: ze vindt op straat een adresboekje, kopieert het van a tot z en stuurt het dan naar de rechtmatige eigenaar wiens naam voorin staat. Zonder te zeggen dat ze een kopie heeft achtergehouden. Pierre D. heet hij. De indiscretie gaat nog net niet zo ver dat ze de volledige achternaam vermeldt. Ze belt vervolgens iedereen op met het verzoek iets over Pierre D. te vertellen. Een herinnering, een karaktertrek, een bijzondere daad, of wat de mensen maar kwijt willen. En het verbijsterende gebeurt. Bijna allemaal geven ze iets persoonlijks prijs, zonder schroom. Calle passeert de grens van wat we sociaal betamelijk vinden. Gelukkig, want het resultaat is fascinerend. Uit al die argeloze verhalen van mensen die in verschillende graden van intimiteit tot Pierre D. staan komt een beeld tevoorschijn. Tezamen boetseren ze een ongewild portret van de man, het signalement van een schim. Het is als met een romanfiguur over wie van alles verteld wordt maar die toch een vreemde blijft, een abstractie. Tussen veel weten en iemand kennen blijkt een enorm gat te zitten. Dat is precies de ruimte die Sophie Calle betreedt, de intrigerende overgang tussen privé en publiek, een actueel maatschappelijk issue. Je realiseert je al kijkend en beschouwend dat je zelf die overgang maakt, dat je je eigen grenzen oprekt, uit nieuwsgierigheid, uit fascinatie. Calle is nog verder gegaan. Ze heeft de verhalen als een dagelijks feuilleton in de Franse krant Libération gepubliceerd. En Pierre D.? Het verhaal gaat dat hij Calles kunstwerk zo’n onbehoorlijke inbreuk op z’n privacy vond dat hij dreigde haar met gelijke munt te betalen en een naaktfoto van haar te publiceren. Sophie Calle vond het een magnifieke repliek.

Het is een even prachtig als subtiel spel. Wat begint als een object: een stel slapers, een adresboekje, wordt langzaam maar zeker subject. En het subject zelf, Sophie Calle, duikt meteen weg achter de situatie die ze gecreëerd heeft. Wie haar denkt te kennen door haar werk, vergist zich. Je ziet veel en je weet niets, althans niet over haar. De persoon van Sophie Calle vervliegt en maakt plaats voor de kijker die ongemerkt de situatie ingezogen wordt en met zichzelf overblijft. Met zijn eigen opvattingen, angsten, pijn, nieuwsgierigheid, hilariteit. De strategie van Sophie Calle heeft haar effectieve werk gedaan.

Het meest indringend, maar ook hilarisch, gebeurt dat in Take care of yourself uit 2007. Het is een multimediaal spektakel met bewegende beelden, grote foto’s in kleur, teksten en geluid. Het begin is ook nu weer een schijnbare toevalligheid, iets waar ze zeker niet naar gezocht heeft. Haar geliefde maakt een einde aan hun relatie per e-mail, een nette, zorgvuldig geformuleerde mail, dat wel. Sophie Calle legt de tekst voor aan honderd vrouwen met allemaal verschillende beroepen, een man en een papegaai. Ze vraagt hen de brief te becommentariëren, ieder vanuit het eigen professionele perspectief. Een diplomaat, grafisch ontwerper, teenager, schaker, exegeet van de Talmoed, vertaler, helderziende enzovoort. En aan een politiecommissaris, de man. Er zijn grote foto’s van de lezende vrouwen, videobeelden van hun uitgesproken commentaar, teksten met hun analyse in de vorm die past bij hun beroep en overal hoor je stemmen. En de papegaai zien we in drie videobeelden de uitgeprinte brief driftig verfrommelen. Een monumentale, bijna uitgelaten installatie van beeld en geluid, zeker in vergelijking met haar oudste werk dat nog sober aandoet, alsof het er nog niet mooi uit mocht zien. Wat blijft is de schrijnende boodschap van afwezigheid. Calle zien we helemaal niet; haar partner, tot op het bot gefileerd, verschrompelt tot een idee. Zelfs de brief doet er niet meer toe. Er rest slechts leegte, gemarkeerd door honderd verschillende commentaren die de ongemakkelijke omgang verbeelden met een gebeurtenis die ons allemaal kan treffen. Altijd en overal.

Frits de Coninck is kunstcriticus

‘Sophie Calle’, 16 januari t/m 16 mei, De Pont, Wilhelminapark 1, Tilburg; di t/m zo 11-17; publicatie € XX,XX; www.depont.nl

Gepubliceerd in Museumtijdschrift, januari 2010




Terug naar overzicht