Rite de passage

Karin van Dam is een beeldend kunstenaar die ruimte schept die maar ten dele zichtbaar is. Net zoals dat in de wereld van de stad het geval is. De stad is een wereld in lagen. Onder de grond lopen onzichtbaar voor ons buizen en leidingen die alles met alles verbinden en de stad leefbaar maken. Daarboven de wereld van de huizen die de bewoners tijdelijk een thuis bieden dat zich achter façades afspeelt. En boven alles uit de oneindigheid van de lonkende lucht.

In haar werk doorbreekt Karin van Dam de grens tussen het zichtbare en het onzichtbare, tussen ondergronds en bovengronds. Tussen aarde en lucht ook, zoals in Observatorium.

De plaats waar ze Observatorium geïnstalleerd heeft is meer dan alleen een locatie in Middelburg. De abdijtuin is een realisatie van het middeleeuwse idee van de kloosterhof die een symbool was voor de volmaakte schepping. Vier gelijke zijden die een tuin omsluiten: het aardse bestaan en het gedroomde paradijs in een ideale omarming. En boven de abdijtuin heerst de oneindigheid van de lucht. Tussen de bewoonde aarde en de vrijheid van de lucht speelt zich het werk van Karin van Dam af. “Ik ben een beeldhouwer die de zwaartekracht te lijf gaat, ik zoek eerder de ruimte dan de aarde. Het is door die ruimte ook dat de spullen die ik gebruik van betekenis veranderen.”

De beelden van Karin van Dam zou je nomadisch kunnen noemen. Ze verheffen zich van de aarde, zijn op weg ergens heen en benadrukken de tijdelijkheid. De constructie van steigerpijpen, bekroond met een stalen koepel, heeft veel weg van een tipi, een indianentent, die zo maar opgepakt en meegenomen kan worden. De tipi opent door zijn lichtvoetigheid deze gesloten, ernstige plek die de zwaarte van eeuwen lijkt te dragen. De scheerlijnen die de vluchtige tent op zijn plaats houden, versterken dat idee van tijdelijkheid. Ze houden iets vast dat eigenlijk weg wil. Zo dun en breekbaar als de scheerlijnen eruitzien, zo nuttig en efficiënt doen ze hun werk. De lijnen bedwingen de wind en lijken de tent voor opstijgen te willen behoeden.

Ook de stootwillen zijn een verbeelding van het nomadische bestaan. Ze transformeren de tent tot een luchtschip dat aanmeert op de plaats van bestemming, voor even. De stootwillen zijn opvallend wit. Dat geeft die eigenzinnige vormen het aanzien van breekbaar porselein terwijl ze de weerstand hebben om een botsing van twee massa’s zacht te laten verlopen. In de beelden van Karin van Dam worden de uitersten op een natuurlijke manier bij elkaar gebracht. Het volume en de suggestie van zwaarte worden gekoppeld aan een zachte aanraakbaarheid en een lichtheid die de zwaartekracht ontstijgt. Robuustheid en sensitiviteit zijn twee kanten van hetzelfde beeld.

Zo maakt ze het idee van de migratie zichtbaar, die beweging tussen de beslotenheid van de aarde en de openheid van de lucht. Dat is de veranderlijke ruimte van de stad, een wereld die tegelijkertijd zichtbaar en onzichtbaar is, die zich beschermend sluit en zich energiek opent. De stad is in de opvatting van Karin van Dam een nooit ophoudend proces van groei, een organisme dat komt en gaat. Een rite de passage.

www.karinvandam.com

Gepubliceerd in catalogus Façade 2012, Middelburg




Terug naar overzicht