Tot stof gereduceerd

Beeldend kunstenaar Loek Grootjans (1955) bouwt aan een oeuvre zoals weinig kunstenaars dat doen. Heel precies, weloverwogen, stap voor stap en vooral bereid consequenties te verbinden aan wat hij denkt en onderzoekt. Een systeemdenker, zoals het S.M.A.K. hem in een persbericht noemt. In dat Gentse museum heeft Grootjans een belangrijke tentoonstelling. Niet eens een overzicht, dat zou niet eens kunnen omdat een aantal van zijn projecten eenmalig zijn en er soms hooguit een verslag van bestaat.

Zijn oeuvre is een huis dat zich steeds verder uitbreidt. Hij noemt dat ook letterlijk zo. Alles wat hij doet, brengt hij onder in de Foundation for the benefit of the aspiration and the understanding of context etc, officieel een stichting die hij in 1998 heeft opgericht. De drie werken die hij in Gent heeft geïnstalleerd zijn zogenaamde departementen die deel uitmaken van deze constructie, nieuwe kamers dus in zijn huis.

Het begin van zijn kunstenaarschap ligt in 1988 toen hij monochrome schilderijen ging maken. Het was het resultaat van een experiment. Hij sloot zich 30 dagen op in een volmaakt donkere ruimte; geen spatje licht kon erin doordringen. De duisternis nam hij gaandeweg waar als bruine vlekken. Toen hij zijn ogen na die maand weer langzaam liet wennen aan het licht werd hij overmand door een fel groene kleur. Bruin en groen werden de basis voor zijn monochrome schilderkunst. Tot hij daar in 1998 besloot mee op te houden. Hij schilderde de nog aanwezige verf op, schraapte de resten van zijn ateliervloer en bewaarde dat in potjes. Kunst, dat was niet langer meer een verhandelbaar object van papier of linnen. Daar is al meer dan genoeg van, naar zijn opvatting. Als conceptueel kunstenaar zoekt hij het in zijn ideeën en in zijn eigen persoonlijke bestaan. Tot welke kwaliteit dat kan leiden, zien we in deze tentoonstelling in Gent.

Hoe dicht kun je bij je zelf komen? Dat is de filosofische vraag die hij hier aan de orde stelt. Het antwoord ligt bij de beschouwer. In The final remains of a contemporary monochrome painter heeft hij tal van glazen potjes uiterst precies op sokkels geplaatst met teksten op de tegenover staande wand. De potjes bevatten allerlei resten van zijn aanwezigheid op deze aarde, ook de meest onaanzienlijke. Natuurlijk de verfresten die hij destijds van de ateliervloer heeft geschraapt, het DNA van een afgesloten kunstopvatting. Maar ook eelt dat hij van zijn voetzolen heeft geschraapt, wolpluisjes, gedroogd sperma en wat een mens ook maar aan stoffelijke dingen kan afscheiden of om zich heen kan hebben. De bovenkant van elk potje werkt als een vergrootglas zodat je inzoomt op de materie en daarmee de persoonlijke geschiedenis binnendringt. Net zoals de daarbij horende tekst aan de wand doet die verhaalt van de aard van de materie of de omstandigheden waarin het werd aangetroffen, allemaal in precieze, soms poëtische bewoordingen.

De installatie The remembering department gaat nog verder. Gedurende vijf jaar heeft hij het stof uit zijn leef- en atelierruimte opgezogen, gefilterd en bewaard in een zak. In een paar kleine zalen van het SMAK heeft hij de wand bedekt met schappen en daarover het stof uitgeblazen, met uitsparingen van tekst en beeld zodat in de grijze stoflaag nog van alles te zien is. Stof, bijna gewichtloos residu van tijd en leven. Dat wat voor ons huiselijk afval is en daarmee een prooi voor de stofzuiger, krijgt hier de beeldende kracht van een metafoor. Het hele proces van opzuigen, filteren, bewaren, uitblazen heeft hij nauwgezet beschreven in een protocol zodat de installatie op een andere plaats en een andere tijd weer gerealiseerd kan worden. Als de tentoonstelling voorbij is, bestaat het dus alleen nog maar in woorden. Dat kenmerkt de conceptuele kunstenaar voor wie alleen het idee telt en niet de persoonlijke expressie. Om met Grootjans te spreken: het risico, dat moet je niet uitbeelden, dat moet je zijn.

Gepubliceerd in Het Financieele Dagblad, bijlage Persoonlijk, 13 maart 2010




Terug naar overzicht