Frits de Coninck

Verontrustende beelden

Klassieke beeldenparken zoals Kröller-Müller en het Antwerpse Middelheim kampen steeds meer met hun eigen grenzen als ze de collectie bij de tijd willen houden. In een tijdelijke opstelling laat Middelheim nieuwe, actuele beelden zien waarvan de beeldengroep van Folkert de Jong een van de aandachttrekkers is. Maar juist dat beeld kan het museum onmogelijk aankopen, hoe graag het dat ook zou willen. Het “goedkope”materiaal waarmee hij werkt, is volstrekt ongeschikt om het in de open lucht te plaatsen. En de omvang is dusdanig dat ook de opslag ondenkbaar is. Het gemakkelijke toegankelijke park met gratis toegang heeft verder een groot beveiligingsprobleem. Onlangs is een diefstal-op-bestelling vanuit Rusland van een beeld van Rodin op het laatste moment verijdeld. En dan zijn er nog de grenzen die de beeldende kunst zelf oprekt. Beeldhouwkunst, video, performance, installatie zijn niet meer strikt te scheiden van elkaar, maar een museum dat vrijwel alleen maar over buitenruimte beschikt, hoe mooi ook, wordt met die grensverlegging ernstig beperkt. Althans, als het een actueel openluchtmuseum voor de beeldhouwkunst wil blijven, zoals Middelheim.

De beelden in Middelheim beslaan een periode vanaf Rodin tot grofweg Folkert de Jong. Een overzicht dus van de ontwikkeling van de moderne beeldhouwkunst, maar wel met hiaten.

In Middelheim zijn veel belangrijke beelden te zien. Maar van een collectie in engere zin is strikt genomen geen sprake. Tenminste, als je een collectie wilt beoordelen op samenhang en volledigheid. Er zijn veel interessante beelden wel, maar omdat er geen continu verzamelbeleid is gevoerd zijn er ook belangrijke namen niet. Wel Rodin, Henry Moore, maar geen Brancusi of Picasso. Wel Tony Cragg, Panamarenko, Juan Munoz, Thomas Schütte, maar geen Bruce Naumann, Claas Oldenburg, Don Judd, Mario Merz. Middelheim heeft net als Kröller-Müller een mooie klassieke beeldentuin, maar waarin het zich in het bijzonder onderscheidt is de aandacht voor de nieuwste ontwikkelingen. Op een apart terrein is groot werk te zien van beeldend kunstenaars die de grens overschreiden tussen architectuur en beeldende kunst. Van John Körmeling is er een paviljoen in aanbouw op een rode, hartvormige vloer dat als entree dienst gaat doen. Bovenop heeft hij, geheel in eigen stijl, namen gemonteerd van enkele kunstenaars die reeds met werk in Middelheim aanwezig zijn. Joep van Lieshout en zijn atelier hebben van aluminium golfplaten en kunststof een gebouw neergezet dat ook gebruikt wordt als vergadercentrum. En de Vlaming Luc Deleu heeft een stapeling gemaakt van vrachtcontainers die met een buitentrap bereikbaar zijn, van vensters en deuren zijn voorzien en naast hun praktische betekenis ook een geweldig panorama bieden op dit deel van het beeldenpark.

De meest recente uitbreiding viert Middelheim met een tijdelijke expositie van beelden van kunstenaars die er nu, anno 2006, toe doen. Onder de titel Lang leve beeldhouwkunst zijn jonge kunstenaars uitgenodigd om met beelden uitspraken te doen over verzamelen, van kunst in dit geval. Dat levert een aantal opmerkelijke standpunten op. Thomas Schütte vergelijkt met zijn Model for sculpture Zoo een beeldenmuseum op metaforische wijze met een dierentuin. Net zoals daar de dieren vanuit totaal verschillende leefomgevingen kunstmatig bijeen worden gebracht om als rariteiten bekeken te worden, zo beschouwt hij de beelden in het museum, zo verschillend in mentaliteit, materiaal, herkomst etc. Folkert de Jong (1972) heeft een kunstmatige situatie geschapen die vertelt over de worsteling van de kunstenaar met de geschiedenis: The Sculptor, the Devil and the Architect. Vier allegorische figuren bevolken het verhaal dat gelokaliseerd is in het dorp van Brancusi. De architect stelt Le Corbusier voor, Brancusi is de beeldhouwer met een replica van de Oneindige Zuil en De Jong speelt zelf mee als de duivel, als de nieuwkomer die geen bescheidenheid kent, onrust wil stoken en af te rekenen heeft met monumenten. De vierde gestalte die toekijkt en afwacht is Peggy Guggenheim, de beroemdste der verzamelaars. Een beeldengroep die vertrekt vanuit het hart van de 20e-eeuwse kunst en daarmee ook in beeld brengt waartoe een museum dat de kunst in actualiteit wil volgen zich toe te verhouden heeft. Geruststellend is het niet, althans niet in de beeldtaal van De Jong. Zijn figuren zijn altijd bezetenen, psychopaten, fanatici voor wie alleen de eigen doctrine geldt.. Ze staan in een typische De Jong-wereld, een magische, verlaten wereld die net zo veel schepping als verwoesting kent. Die tegenstelling ligt ook besloten in het materiaal waarmee De Jong zijn beelden bouwt. Op de keper beschouwd non-materiaal, zoals polyurethaan en styrofoam dat we kennen uit industrie en bouw. Gewoon piepschuim en purschuim, onaanzienlijker kan het niet. Maar in handen van Folkert de Jong blijkt dat ineens materiaal dat uitgesproken markant en sensueel is, maar ook karikaturaal zoals stripfiguren van Robert Crum dat zijn. Even gespleten ook.

Bijna alle beelden die getoond worden in deze gelegenheidstentoonstelling delen dat uitgesproken lijfelijke en verontrustende. Wat verder opvalt bij enkele kunstenaars als de jonge Vlaming Philip Metten en de Japanner Yoshitomo Nara is het gebruik van beeldtaal die afkomstig is van graffiti en computergames. En, uiteraard zou ik bijna zeggen, zijn vrijwel alle beelden van nylon, glasvezel, polyester, pvc, mdf, vinyl, materialen waarmee nu beelden worden gemaakt. Met de tijdelijke expositie van deze beelden gaat Middelheim de confrontatie aan met de vaste collectie die veel klassieke namen kent uit de kunst van de 20e eeuw.

Er zijn naast De Jong nog een paar kunstenaars die eruit springen. De Koreaan Jeonghwa Choi (1961) stelt de omgeving van het beeldenpark aan de orde. Hij toont Dragon Flower, een enorme guirlande van kleurige bloemen die achteloos in het bos ligt. De slinger is zo’n 20 meter lang en enkele meters hoog en breed en bestaat uit allerlei bloemen, gemaakt van nylon en overeind gehouden door een ventilator die er lucht in blaast. Bloemen van kunststof in een natuurlijke omgeving. Is een beeldenpark trouwens een natuurlijke omgeving? En waar is dan schoonheid te vinden? In de natuur, in de cultuur? Choi is duidelijk. In de stedelijke omgeving, en dat is Middelheim, bestaan schoonheid en vitaliteit enkel nog in het artificiële. Wat nog aan natuur rest, consumeren we. En daarmee wordt ook zoiets als een park een product, een tijdelijk en kunstmatig verschijnsel. Dat is het platform voor de kunst. De bloemen zijn het die ons daarin ook troosten. Zijn schitterende Black Lotus staat naast een klassiek bronzen beeld als Huiselijke zorgen van Rik Wouters op een keurig geschoren grasveld in het oudste deel van Middelheim. Een angstaanjagend zwarte bloem, groter dan een mens, die telkens verwelkt en weer opbloeit.

Een bijzonder commentaar op onze tijd levert Patricia Piccinini met haar scooter Nest. Een scooter als een stervende zwaan, het achterstel neigt ter aarde, voorwiel en stuur houden zich nog net overeind maar het einde lijkt in zicht. Ervoor zit een zielig wezentje, zo weggelopen uit een stripfilm voor kinderen. Een knuffelbeest als substituut op bestelling voor ons gevoelsleven. Dat is waar het beeld vooral aan appelleert. De scooter heeft in die verwrongen pose iets menselijks gekregen, verwijst naar iets waar we niet goed raad mee weten. Het industrieel gemaakte speeltje als eigentijdse bron van troost. En tegelijk is het ook een echt beeld. Het is uitgesproken plastisch en tactiel, het wringt en beweegt zich daardoor in de ruimte. Van alle kanten weer anders. Het mooie lichtblauwe polyesther vangt en spiegelt het licht en voert het oog gladjes langs alle welvingen en bochten. De knuffelscooter is aanvankelijk bedoeld als beeld voor buiten, maar Piccinini is daar toch op teruggekomen en wil het in een binnenruimte geëxposeerd wegens de kwetsbaarheid. Dat stelt een probleem aan de orde waar beeldenparken als Kröller-Müller en Middelheim doorlopend mee af te rekenen hebben. Moderne materialen zijn veel kwetsbaarder en vergankelijker dan het oude brons of de klassieke hardsteen. Daarbij komen dan luchtverontreiniging en zure regen. Veel moderne beelden zullen de eeuwen niet trotseren. De vraag is overigens of dat ook noodzakelijk is. Waarom zou een beeld dat gemaakt is voor het buitenleven in weer en wind eeuwen moeten meegaan? Restauratoren in Middelheim staan machteloos tegenover het extreme verval waaraan het reusachtige houten beeld van Richard Deacon ten prooi is. Aangekocht bij gelegenheid van de grote uitbreiding in 1994 toen Antwerpen zich culturele hoofdstad van Europa mocht noemen, is het door temperatuurwisselingen en vochtigheid onherstelbaar verwoest. En niet onbelangrijk, ook door gebrek aan materiaalkennis van de kunstenaar. Een bestaan van goed tien jaar, dat is wel heel erg kort, en niet alleen in het licht van de eeuwigheid. De titel van de tentoonstelling wordt daarmee dubbel ironisch. Hij klinkt al alsof de beeldhouwkunst ooit niet geleefd heeft (zoals de schilderkunst nogal eens doodverklaard is), en het feestelijk gewenste lange leven is ook nog niet zo zeker.

 Openluchtmuseum voor beeldhouwkunst Middelheim, Middelheimlaan 61, Antwerpen (vanuit Nederland: op de ring rond Antwerpen afslag 4). Toegang gratis; op maandag gesloten.

Gepubliceerd in Het Financieele Dagblad, bijlage Persoonlijk, 2006




Terug naar overzicht