Over kunst die er niet is

De fotograaf Johannes Schwartz (München 1970) verstaat de kunst om kunst te fotograferen die er niet is. Je zou het een kunstje kunnen noemen. Hij fotografeert alles om de kunst heen en laat de kunst zelf buiten beeld. Het Cobramuseum in Amstelveen toont aan een lange wand foto’s die het tentoonstellen van kunst tot onderwerp hebben. De aanleiding voor deze tentoonstelling is de toekenning van de Cobra Kunstprijs 2007, een prijs voor kunstenaars die vernieuwend en experimenterend werken.

De wand waaraan de foto’s hangen speelt zelf ook mee, is deel van wat eigenlijk een installatie is. De wand is groen geschilderd, de kleur van de wand in de zaal in het Rijksmuseum waar de Nachtwacht hing voor de grondige verbouwing begon. Schwartz heeft van die grote lege plek een foto gemaakt en die situatie nauwkeurig gereconstrueerd aan de wand in Amstelveen. Wat zien we? Niet wat je zou verwachten: een grote witte rechthoek ter grootte van het doek. De Nachtwacht hing met de onderkant tegen de wand, van boven los daarvan. Zo te zien hebben de schilders destijds met hun rollers de zo ontstane ruimte willen gebruiken om zo ver als ze konden achter het doek door te verven. Omdat die ruimte van boven naar beneden afneemt, zien we een onbedoeld leuk beeld. Het lijkt een theaterpodium met gordijnen aan weerszijden die schuin naar beneden hangen. De grote witte vlek is de Bühne. Niet anders dan wat een schilderij is, ook Rembrandt schilderde een voorstelling. Maar De Nachtwacht is hier niet, wel de museale omgeving om het doek heen.

De foto’s van Schwartz drijven op de complexiteit van het begrip kunst. De kern is uiteraard het werk zelf, een schilderij bij voorbeeld. Maar als dat nooit gezien wordt, het atelier nooit uitkomt, dan blijft het wat het is: een doek met een voorstelling in verf. Wij hebben het over kunst als we het zien, als het in de openbaarheid komt en we erover kunnen spreken. Dan groeit er een waardering en krijgt het een waarde, het museum toont het en in uitzonderlijke gevallen wordt het heel kostbaar. Of juist niet en verdwijnt het na verloop van tijd weer in het depot, om niet meer te zijn dan beschilderd linnen met een lijst eromheen. Tot een andere tijd met nieuwe inzichten het mogelijk herontdekt.

Schwartz raakt met zijn installatie aan een aantal aspecten van wat wij kunst noemen. Hij stelt hier het tentoonstellen, weghalen en opslaan aan de orde. De eerste groep van drie foto’s (c-prints) komen uit een serie die La Berceuse van Vincent van Gogh tot onderwerp heeft. De drie foto’s gaan over drie verschillende versies van het doek. De hoofdpersoon is madame Roulin, een indrukwekkende persoonlijkheid, zo iemand die de Fransen een matrone noemen, door Van Gogh als een koningin neergezet. Boerse kleren, sterke kop, tronend op een stoel, de werkhanden gevouwen in de schoot. Maar dat zien we op de foto’s allemaal niet, dat weten we. Schwartz heeft alleen de onderkant van de doeken in beeld gebracht waarop we alleen nog de handen zien en verder de lijst, de schaduw van het museumlicht, de onderkant van de paarse muur, de plint, de parketvloer en de draad die de kijkers op afstand moet houden. En inderdaad, dat zijn allemaal zaken die bij het tentoonstellen horen en dus bij wat wij kunst noemen. Wat ontbreekt is een foto van de verzekeringspolis, van de recensie, van een toegangskaartje etc.

De foto’s zijn vlak boven de vloer gehangen zodat visueel de Amstelveense vloer doorloopt in die van Kröller-Müller.

Aan de andere kant van de Nachtwachtleegte hangen 6 foto’s die “Kunstarchief” heten. Bijna net zo laag aan de muur als de Van Goghprints en ook in houten lijsten als zijn het kunstwerken op zichzelf. Ze brengen de opslag in beeld van kunst die het van een leven in de kelders moet hebben en daarmee toch ook iets minder kunst dreigt te worden. Elke foto toont de zijkant van de kunstwerken die slordig naast elkaar op de schappen staan van moderne metalen stellingen in het depot. Het licht is zacht, de betonnen wand is van wisselend grijze kleur. Het meest interessant is het ritme van de diagonalen van de schilderijen, de horizontale lijnen van de schappen, de verticalen van de staanders en de kruisvorm van de schoren. We zien de zijkant van de lijsten, we nemen aan dat wat we niet zien kunst zou kunnen zijn. Kunst blijft de grote afwezige.

Wat Johannes Schwartz in beeld brengt is wat zich om de kunst heen afspeelt, alles wat te maken heeft met zien en zichtbaar maken. Hij laat de fysieke wereld van het kunstwerk zien die zich om het beeld heen afspeelt, zoals in dit geval het tentoonstellen, opslaan en weghalen. Een interessant statement, zeker te midden van de vaste collectie van het Cobramuseum. Je bent je meer dan ooit bewust van het feit dat de Appels en de Corneilles die er vlakbij hangen schilderijen zijn van olieverf op linnen, een grote waarde hebben en gewoon aan een wand in het museum hangen. Schilderijen die we kunst noemen.

Gepubliceerd in Het Financieele Dagblad, bijlage Persoonlijk, 29 december 2007




Terug naar overzicht