Albert Groot:

Kunst is kritisch

Delen en participeren, daar gaat het hem om in de kunst en in zijn werk. En verantwoordelijkheid dragen voor de wereld waarin je leeft. Ik wil een modus en middelen vinden om mensen te raken. Om de dingen die je (mee-)krijgt in het leven door te geven.

Daarom heeft hij zijn verzameling ondergebracht in de stichting G + W, de initialen van hem en zijn vrouw. De stichting participeert in het Schunck Collectors House, opgericht op initiatief van Stijn Huijts, directeur van het Heerlense Glaspaleis, en Albert Groot. De bedoeling is om vanuit privé-verzamelingen publieke activiteiten te ontwikkelen. De stichting G + W staat werk in langdurig bruikleen af.

In februari was de take off. Het was geweldig om te laten zien dat we bezig zijn. Vijf verzamelaars uit Limburg die dingen uit hun collecties hebben laten zien. De eerste tentoonstelling was een bekendmaking, een kwestie van de maat nemen.

Wat mij inspireert wil ik delen, de schoonheid, mijn bestaan in het hier en nu. Delen met verzamelaars, kunstenaars, kijkers. Ik wil met publiek dat geïnteresseerd is de discussie aangaan. En daarvoor hebben we ruimte nodig, een verzamelprogramma, een exploitatieplan. In de wereld van de kunst mag geld niet bepalen hoe kunst eruit ziet. Dat is niet goed. Kunst moet publiek zijn. Omgang met kunst zou vanzelfsprekend moeten zijn voor mensen. Ik wil kunst laten zien aan mensen die dat zelf niet (kunnen) kopen. Dat is een zaak van maatschappelijk engagement, niet als verplichting maar als een vorm van beschaving.

Het huis is nieuw gebouwd, op de helling van een heuvelend landschap. Een huis met een professionele opslag: plateaus op wielen waarop rekken met de kunst. In de grote kamer waar gekookt en geleefd wordt: Ronald Zuurmond, Antoine Berghs, een grote tafel met daarop een liggend beeld van Guido Geelen waarin naar believen bloemen gezet kunnen worden, Berend Strik, Ricardas Vaitiekunas, Robert Zandvliet, een even schamel als aangrijpend mensbeeld van Johan Tahon.

In kunst kan ik kwijt wat ik in mijn vak niet kwijt kan omdat ik daar nooit over mag praten. Over kunst mag ik dat wel. Albert Groot praat gedreven over zijn werk, in een taal die net zo bruikbaar is in het gesprek over kunst. Ik zie in mijn spreekkamer mensen die in de chaos van het leven het spoor bijster zijn. Ik help ze vooruit maar ik zeg ze ook: als je beter bent, vergeet dan nooit hoe het was. Dat bewustzijn vind je ook in kunst die verwijst naar dezelfde bestaanswerkelijkheid. Ook kunst verhoudt zich tot de chaos.

Kunst schept een uitzonderlijke situatie. Ik geloof niet in goed of kwaad, dat zijn veel te absolute en moralistische begrippen. Kunst is niet voor of tegen, kunst is wel kritisch, getuigend, eigenzinnig. Dan geeft ze me een hulpmiddel waar ik in mijn beleving mee verder kan. Kunst geeft ruimte, stelt vragen.. Dat probeer ik in mijn spreekkamer ook te doen. Mensen moeten zelf hun antwoorden construeren, daar help ik ze bij maar ik geef geen complete bouwpakketten.

Op Art Rotterdam van dit jaar kocht hij een tafel met kleurspatten van de Britse Susan Collis, winnares van de Illy-prijs. Een ogenschijnlijk gewone tafel waar je op een drukke beurs net zo gemakkelijk aan voorbij loopt. Inderdaad een heel gewone, ambachtelijke tafel, met kringen van de emmer van de schoonmaakster en spatten van gemorst water. Die sporen van haar werkende hand heeft Collis met parelmoer belegd waardoor het een eerbetoon wordt aan het allergewoonste. Voor mij is dat een metafoor voor de niet geïnstrumentaliseerde productie, voor het menselijke in deze wereld. Dat staat lijnrecht tegenover wat er in mijn vakgebied, de gezondheidszorg, gebeurt. De menselijke en persoonlijke relatie waar een patiënt recht op heeft, raakt in onze bureaucratie steeds meer op de achtergrond. En bijna niemand verzet zich.

Albert Groot is psychiater

Gepubliceerd in Museumtijdschrift nr. 4, juni 2009




Terug naar overzicht