Robert Zandvliet - Het verhaal van de verf, het beeld en de spirit.

Alles in de recente schilderijen van Robert Zandvliet is in beweging. Hij trekt sporen van verf die van links naar rechts bewegen en terug, van boven naar beneden, in rechte lijn, meanderend, met scherpe hoeken, flauwe bochten, onderbroken en weer opnieuw beginnend. En wat zeker zo typerend is: niet een spoor is belangrijker dan het andere, ze liggen niet alleen over en onder elkaar, maar vooral in elkaar, als door magnetisme aaneengevoegd. Het oog krijgt geen moment rust. Als de kwast niet ophoudt, waarom het oog van de kijker dan wel? Het is soms overdonderend te zien hoeveel er op het relatief kleine vlak van een schilderij aan beweging mogelijk is, hoeveel beweging er is waar het controlerend oog nooit helemaal vat op krijgt. Tegelijk heeft die beweging ook een zekere traagheid. De kwast schildert, langzaam maar zeker. Dat roept een stilte en een rust op, de vastberadenheid van een landschap dat het oog her en der voert en waarin tegelijkertijd alles klopt. Alles ligt op zijn plaats en straalt een natuurlijkheid uit, wat er ook allemaal gebeurt.

Net zoals in de landschappen van Hercules Seghers, Van Ruysdael of Van Gogh de dingen kloppen. Er is harmonie, een compositie die de dingen daar zet waar ze moeten staan. Die de dingen een eigen noodzaak geeft.

De tentoonstelling in De Pont en eerder in Bonn geeft een overzicht van dat coherente oeuvre dat nog betrekkelijk jong is. Vanaf het filmdoek en de autospiegel tot en met de volkomen abstracte doeken van nu die zo vol beweging zijn. Mensen of sociale situaties ontbreken consequent. Het lijkt erop dat het hem enkel en alleen om de kracht van het schilderen gaat, om het idee dat tot een schilderij leidt. Dat vervolgens bij de toeschouwer een hoop sensatie en verrassing teweegbrengt. Figuratie heeft hij niet meer nodig. De doeken spreken voor zich. In die zin is er een soortgelijke ontwikkeling te zien als bij die andere “king of canvas”, Willem de Kooning, met wiens werk Zandvliet veel gemeen heeft. Op één belangrijke zaak na: bij Zandvliet is er absoluut geen sprake van enige zelfexpressie. Zijn “ik” gaat verborgen achter zijn schilderijen, je ziet het schilderen, maar niet de schilder. Hij komt pas tevoorschijn in interviews en laat het werk aan de kijker. Zijn schilderijen zijn volledig autonoom.

Aks Zandvliet over zijn werk spreekt, heeft hij het voortdurend over landschappen, om ze te onderscheiden wellicht van zijn vroegere werk dat een uitgesproken ding als motief heeft. Op de keper beschouwd kun je van landschap in de klassieke zin van het woord niet spreken. Het beeld staat te zeer op zichzelf om het te vangen in zo’n klassiek genre. Waarom geen landschappen? Omdat er een horizon ontbreekt, omdat er geen illusie van ruimte is, omdat er geen sprake is van een lichtere bovenkant en een zwaardere onderkant. Anders gezegd, aan de wetten van de zwaartekracht heb je niks om de recente doeken te benoemen. Wel zou je kunnen spreken van het landschappelijke, nog preciezer: de sensatie van het landschappelijke. Wat ik bedoel is vergelijkbaar met een manier van kijken waarbij je de ogen bijna dichtknijpt en zo niet meer exact de dingen kunt onderscheiden, eenvoudigweg omdat ze lijnen en kleurvlakken zijn geworden. Zelf heeft hij het over het licht dat hij aan een schilderij geeft, of er de donkerte juist aan ontneemt. Hier wat meer licht daar wat minder. Zo ontstaat een “tekening”, een zich voortdurend bewegende voorstelling in kleur, vorm en vlak. Om het landschappelijke te schilderen heb je geen landschap nodig. Of zoals Ossip Zadkine het ooit tegen zijn studenten uitdrukte: “Als je de sensatie wilt oproepen die het drinken van koffie je geeft, dan schilder je toch ook geen kop en schotel.” Door in te zoomen op een landschap raak je aan een gedetailleerde intensiteit die in haar beleving sterker is dan het enkele beeld. Om de kijker de vrijheid van interpretatie te laten laat hij consequent na zijn doeken te benoemen. Zonder titel, zo heten ze.

Robert Zandvliet verrast vanaf het begin van zijn carrière door de ongelooflijke beheersing van zijn materiaal. Vanaf zijn academietijd in Kampen maakt hij zijn eigen verf, eigenlijk alleen maar om er zo veel mogelijk voeling mee te hebben. Verf uit een tube knijpen is toch iets anders dan olie, eigeel, pigment en water eigenhandig mengen tot de gewenste kleur en smeerbaarheid is verkregen. Het is het ambacht van de oude meesters. De catalogus Beyond the Horizon die de tentoonstelling begeleidt toont aan de binnenkant van de cover mooie detailopnames van de vloer van zijn atelier. Zie de precisie waarmee de kwast de kleuren over elkaar heen trekt, het effect van de wisselende hoeveelheid verf aan de kwast, de verschillende kwastbreedtes en de luchtbelletjes die veroorzaakt zijn door verdamping van het water in zijn verfmengsel. Ook dat effect is regisseerbaar.

Een belangrijke bron voor de ontwikkeling van zijn techniek is het bestuderen van oude fresco’s. Juist daar komt het aan op schilderen in één vloeiende beweging en in dunne lagen. De kleuren moeten een subtiele verbinding met elkaar aan kunnen gaan, een soort van chemie ontwikkelen. Een fout maken is eigenlijk niet toegestaan, er kan immers niet echt gecorrigeerd worden. Als iets mislukt kun je het alleen maar vernietigen, weggooien in het geval van Zandvliet. En ook de oude frescoschilders maakten hun eigen verf.

De lijnen in een schilderij van Zandvliet zijn uiterst trefzeker en robuust. Juist dat geeft hen een eigen gewicht dat zich onttrekt aan de associatie met onder of boven. Er is geen sprake van een hiërarchie of een dwingende oriëntatie zoals de horizon dat kan zijn in een klassiek landschap. Er is dus ook geen dominante kijkrichting. Het oog is in zekere zin vrij te gaan waar het wil en zo een eigen beeld en dus verhaal te construeren. Een beeld is er, dat is onvermijdelijk. De hoofdrollen in dat beeld worden gespeeld door de rechte en de kromme lijn. De rechte lijn van Mondriaan en de kromme lijn van Munch. Zo construeert hij het beeld, niet uit theoretische studie, maar door eigen experiment en gedrevenheid. Hij is een typische praktijkschilder bij wie het idee net zo gemakkelijk al werkend kan ontstaan als dat het een vertaling is van wat hij ooit gezien heeft. In zijn eigen woorden: “Wat belangrijk is, is dat het beeld boven het idee uitstijgt, dat je geen illustratie krijgt maar dat er een transformatie ontstaat.”

Een overzichtstentoonstelling als deze laat genadeloos zien wat een oeuvre waard is. Juist bij iemand als Ronald Zandvliet die gezien het internationale succes, nog relatief jong is. Als deze tentoonstelling iets duidelijk maakt, dan is het dat gevoel dat alles met alles samenhangt, dat ‘t klopt, dat het werk over dingen gaat die wellicht niet exact formuleerbaar zijn maar wel voelbaar aanwezig. Je kunt beschrijven wat je ziet, maar daarmee vertel je maar een klein deel van wat er te beleven en te denken valt. Dit werk heeft iets onbenoembaars. In een interview dat kunstcriticus Hans den Hartog Jager met Zandvliet heeft gehad, gepubliceerd in Verf, een bundel lezenswaardige gesprekken met Nederlandse kunstenaars, spreekt Zandvliet over de drie dingen waar het hem bij het schilderen om gaat: verf, beeld en spirit. Verf, dat is voor hem het materiaal, inclusief de kwast, het met konijnenlijm geprepareerde doek, de huid. Het beeld, dat is wat de toeschouwer ziet, meer nog dan wat de schilder letterlijk bedoelt. In de vroege doeken van Zandvliet was dat een tamelijk concrete voorstelling, een filmdoek, een haarspeld, een autospiegel. Zijn recente werk is veel minder eenduidig te omschrijven. Maar wat hij zelf het lastigst vindt uit te leggen, dat is de spirit, “de geest in het doek, de kracht, de toegevoegde waarde die zich onttrekt aan de directe waarneming. Bij een goed schilderij zit die spirit altijd goed, maar voor een schilder is het heel moeilijk om dat te sturen. In ieder geval voor mij,” aldus de kunstenaar.

Als een schilderij spirit uitstraalt, vraag je ook niet meer naar verwijzingen naar de ons bekende wereld. Het is dan niet meer zo relevant of iets een haarspeld, een fly over of een landschap voorstelt. Een doek van Zandvliet stelt uiteindelijk niets anders voor dan zichzelf. Iets wat goed is lijkt in de eerste plaats op zichzelf en is niet afhankelijk van allusie en associatie. Ronald Zandvliet schildert een wereld die in zichzelf bestaat, een wereld van verf, beeld en spirit.

Gepubliceerd in Museumtijdschrift, augustus 2005




Terug naar overzicht